Het bewijs gaat met de drie
zandlopers hierboven. Stel dat de rode driehoeken gelijkvormig
zijn met factoren k1, k2, k3.
In zandloper 1 en 2 zien we zijde CQ voorkomen. CQ = k1
• BZ = k2 • AB dus k2
= k1 • BZ/AB. (1)
In zandloper 1 en 3 zien we zijde CP voorkomen. CP =
k1 • AZ = k3 • AB
dus k3 = k1 • AZ/AB.
(2)
Verder zagen we nog dat CX/BX
= k3 (3) en
CY/AY = k2. (4)
Invullen maar: |