Als je deze stelling met inductie wilt bewijzen zul je
moeten beginnen met te stellen dat n! = d1
+ d2 + ... + dn waarbij de d's
delers van n! zijn. Laten we aannemen dat deze delers in
opklimmende grootte staan geordend. Nou kun je eigenlijk vanaf hier alleen maar bij (n + 1)! terechtkomen door deze vergelijking met (n + 1) te vermenigvuldigen. Dat geeft (n + 1)! = (n + 1)d1 + (n + 1)d2 + ... + (n + 1)dn (n + 1)! = d1 + nd1 + (n + 1)d2 + ... + (n + 1)dn De laatste stap is gedaan om weer (n + 1) termen te krijgen. Deze (n + 1) termen zijn inderdaad allemaal weer delers van (n + 1)! behalve eventueel de tweede! Door als extra voorwaarde te stellen dat d1 = 1 zorgen we ervoor dat ook de tweede term een deler van (n + 1)! is, en daarmee is de stelling bewezen. |