Het illustere duo Descartes en
Gauss hiernaast vat het goed samen.
(Gauss moet er eigenlijk wel aan toevoegen dat meervoudige
nulpunten ook vaker meetellen).
Het werkt als volgt:
Stel dat we willen weten hoeveel positieve reële nulpunten
y = 18x4 + 20x3
+ 34x2 - 15x - 120 heeft.
De coëfficiënten zijn +18, +20, +34, -15 en -120
De tekens zijn + + + - -
Daar zit één wisseling bij, dus dit polynoom heeft precies
één positief nulpunt.
Op dezelfde manier vinden we bijvoorbeeld dat y = x4
- 3x3 + 2x2 + 3x + 8
nul óf twee positieve reële nulpunten heeft.
En voor negatieve nulpunten kijken we gewoon naar f(-x).
De eerste heeft
f(-x) = 18x4 - 20x3
+ 34x2 + 15x - 120 en dus 1 of 3
negatieve nulpunten
De tweede heeft f(-x) = x4 + 3x3
+ 2x2 - 3x + 8 en dus 0 of twee
negatieve nulpunten. |