| Twee 
				belangrijke stellingen. | 
            
              |  |  | 
            
              | De regel van Euler voor kaarten in
                een vlak leverde ons op 
 Daarbij is L = aantal landen, K = aantal knooppunten en G
                = aantal grenzen. Het buitengebied van de kaart geldt ook als
                een land, dus elke kaart is oneindig groot.Met deze regel gaan we twee belangrijke stellingen afleiden die
                eigenlijk in elke oplossing voor het vierkleurenprobleem terug
                te vinden zijn.
 | 
            
              |  |  | 
            
              | De eerste stelling is: 
 
                  
                    
                      |  |  
                      | 
                          
                            
                              | Elke kaart heeft minstens
                                één land met vijf of minder buren. |  |  
                      |  |  Het bewijs gaat als volgt. 
                  
                    
                      | 1. | Bij elk knooppunt komen
                        minstens drie grenzen samen (knooppunten met twee
                        grenzen bestaan uit een lijn met een stip erin en die
                        kunnen we net zo goed weglaten). Dus er zijn 3K grenzen, maar omdat dan elke grens dubbel
                        is geteld levert dat  3/2K
                        grenzen.
 Ofwel:  G ³ 3/2K 
                        Þ  K
                        £ 2/3G
 |  
                      | 2. | Stel dat er geen land met
                        vijf of minder buren is, dan heeft elk land dus 6 of
                        meer buren. Met elke buur heeft zo'n land een grens, dus dan zijn er
                        minstens 6L grenzen.
 Omdat weer alle grenzen dubbel zijn geteld geldt  G
                        ³ 6/2L 
                        Þ  G ³
                        3L  ofwel  L £
                        1/3G
 |  
                      | 3. | Euler's formule geeft
                        dan  L + K - G = 2 Invullen levert  1/3G
                        + 2/3G - G £
                        2  en dat geeft  0 £
                        2
 Dat is natuurlijk flauwekul, dus kan aanname 2. niet
                        waar zijn.
 |  Deze stelling zullen we voortaan de "vijfburenstelling"
                noemen. | 
            
              |  |  | 
            
              | De tweede stelling heet de "telstelling". Stel Li het aantal landen met i grenzen
                is.
 Dan is  L = L2 + L3
                + L4...  (een land met één grens bestaat
                misschien wel, maar kunnen we wat kleuren betreft net zo goed
                weglaten)
 Voor het aantal grenzen G  geldt dan  2L2 +
                3L3 + 4L4 + .... = 2G  (de factor 2
                omdat elke grens weer dubbel is geteld)
 Dus  G = L2 + 11/2L3
                + 2L4 + ...
 Omdat bij elk knooppunt 3 grenzen bij elkaar komen (zoals we in
                een eerdere vereenvoudiging al zagen), geldt:
 2L2 + 3L3 + 4L4 = 3K  want
                beide kanten geven het totaal aantal grenzen aan.
 daaruit volgt:  K = 2/3L2
                + L3 + 4/3L4
                + .....
 Je raadt het al: nu gewoon alles invullen in de formule
                van Euler:L + K - G = 2  Þ  (L2
                + L3 + L4...) + (2/3L2
                + L3 + 4/3L4
                + .....)  -  (L2 + 11/2L3
                + 2L4 + ...) = 2
 herrangschikken en met 6 vermenigvuldigen:
 
 
                  
                    
                      |  |  
                      | 
                          
                            
                              | 4L2 + 3L3
                                + 2L4 + L5 - L7
                                - 2L8 - 3L9 - ... = 12 |  |  
                      |  |  | 
            
              | En dat is de telstelling. Als kleine toepassing zie je bijvoorbeeld al dat een kaart met
                alleen vijfhoeken of hoger minstens 12 vijfhoeken moet hebben.
                (als L2 = L3 = L4 = 0 moet L5
                minstens 12 zijn). Dat heeft bijvoorbeeld weer als gevolg dat
                een veelvlak met alleen vijfhoeken en zeshoeken precies 12
                vijfhoeken zal hebben. Dat is inderdaad zo, kijk maar naar het
                regelmatige twaalfvlak en de beroemde Buckeyball: beiden bestaan
                uit exact 12 vijfhoeken. En het afgeknotte achtvlak, dat bestaat
                uit vierkant en zeshoeken zal natuurlijk precies 6 vierkant
                moeten hebben (2L4 = 12). Dat zie je in de derde
                figuur hieronder.
 | 
            
              |  |  | 
            
              | 
                  
                    
                      |  |  |  |  |  |  
                      | twaalfvlak |  | voetbal |  | afgeknot achtvlak |  | 
            
              |  |  | 
            
              | 't Is mooi dat dat tenminste allemaal klopt... |  |