Verdeel het vierkant in vier vierkanten met zijde 0,5. Er zijn 4 vierkanten en 5 punten dus 2 punten moeten binnen één vierkant liggen. Die punten liggen niet meer dan 0,5√2 van elkaar want de diameter van zo'n vierkant is 0,5√2. | |||||||||||
En deze gaat natuurlijk precies hetzelfde:
|
|||||||||||
En dit is er nog eentje:
Verdeel de cirkel in zes gelijke segmenten en draai die zó dat
één van de punten precies op de rand ligt. Dan zijn er voor de andere
5 punten nog 4 niet-aanliggende segmenten over. Dus ligt minstens één
van de punten in een aangrenzend segment (of twee punten samen in een
ander segment). |
|||||||||||