OPGAVEN
 
   
1. Een driehoek heeft hoekpunten  (2, 4)  en  (8, 13) en (4, 16)
Bereken de lengtes van de zijden.
   
OPLOSSING
1. (2, 4) en (8, 13) :  Ö((8 - 2)2 +(13 - 4)2) = Ö117
(2, 4)
en (4, 16): Ö((4 - 2)2 + (16 - 4)2 ) = Ö148
(4, 16)  en (8, 13): 
Ö((8 - 4)2 + (13 --16)2) =  Ö25 = 5