OPGAVEN
1. Gegeven is de volgende frequentieverdeling:
X 10 -< 20 20 -< 30 30 - < 40 40 -< 50 50 -< 60 60 -< 70 70 -< 80
frequentie 4 10 24 37 42 30 12
a.   Bereken het gemiddelde.
b.   Tussen welke grenzen zou het gemiddelde kunnen liggen? 
OPLOSSING
1a. klassenmiddens  L1 = 15 - 25 - 35 - ... en de frequenties in L2.
Dat geeft gemiddelde  (met 1-var stats  L1, L2):  
50,05
1b. je vindt het laagste gemiddelde als alle getallen in een klasse gelijk zijn aan de ondergrens.
dat is 5 lager dan bij vraag a). Daarom zal het gemiddelde ook 5 lager zijn:  45,05

je vindt het hoogste gemiddelde als alle getallen in een klasse gelijk zijn aan de bovengrens.
dat is 5 hoger dan bij vraag a). Daarom zal het gemiddelde ook 5 hoger zijn:  55,05

het werkelijke gemiddelde zal tussen 45,05 en 55,05 liggen