OPGAVEN
1.
Los algebraïsch op: 2(
x -
3)
0,46
- 6 = 12
2.
Los algebraïsch op:
√
x
•
x
3
= 6
x
4
OPLOSSING
1.
2(
x -
3)
0,46
- 6 = 12
2(
x -
3)
0,46
= 18
(
x
- 3)
0,46
= 9
x
- 3 = 9
1/0,46
= 118,7
x
= 121,7
2.
√
x
•
x
3
= 6
x
4
x
0,5
•
x
3
= 6
x
4
x
3,5
= 6
x
4
x
-0,5
= 6
x
= 6
1/-0,5
=
0,028
Machten.
1.
Vergelijkingen oplossen/variabelen vrijmaken
•
zorg met de balansmethode dat de macht alleen komt te staan
•
daarna komt altijd dit:
x
n
= p
Û
x = p
1/
n
als
n
even is komt er een tweede oplossing
x
= -
p
1/
n
uit.
Rekenregels machten.
Als er meerdere machten in één opgaven staan zul je soms regels nodig hebben om die eerst samen te nemen.
Dit zijn ze:
2.
Grafieken met eigenschappen.
Dit zijn de twee basisgrafieken voor
x
n
met
n
een geheel getal.