Een eenvoudig (verzonnen) voorbeeldje:
Een onderzoeker wil iets onderzoeken, en besluit te gaan kijken of
er verschil is tussen het aantal mannen dat linkshandig is, en het
aantal vrouwen dat linkshandig is.
Stel dat een eerste onderzoek uitwijst dat 36% van de vrouwen
linkshandig is, en 45% van de mannen.
Het lijkt erop dat mannen vaker linkshandig zijn dan vrouwen, maar voor
de zekerheid (de steekproef was niet erg groot) besluit men een tweede
onderzoek uit te voeren.
Daarbij blijkt 60% van de vrouwen en 65% van de mannen linkshandig.
De conclusie luidt: van de vrouwen is gemiddeld 48% linkshandig en
van de mannen 55% dus mannen zijn vaker linkshandig dan vrouwen.
ONZIN NATUURLIJK!
ER MIST EEN GEGEVEN!!
Stel (extreem genomen) dat het eerste onderzoek 100 vrouwen en 1000
mannen betrof, en het tweede net andersom: 1000 vrouwen en 100 mannen.
Dan zijn in totaal 0,36 • 100 + 0,60 • 1000 = 636 vrouwen van
de 1100 linkshandig.
Bij de mannen waren 0,45 • 1000 + 0,65 • 100 = 515 linkshandigen.
Ofwel: er zijn juist meer vrouwen dan mannen linkshandig!
|