|
|||||
Nóg een bewijs! | |||||
|
|||||
Teken een driehoek
ABC met zijn omgeschreven cirkel. Lijnstuk AP staat loodrecht op AB en snijdt de cirkel in P. H is het snijpunt van de hoogtelijnen van de driehoek. BAPC is een koordenvierhoek dus de overstaande hoeken zijn samen 180º. Omdat ∠BAP = 90º is dus ook ∠BCP = 90º Omdat AH hoogtelijn is staat AH ook loodrecht op BC, dus zijn AH en PC evenwijdig (F-hoeken) Op dezelfde manier zijn ook CH en AP evenwijdig (beiden loodrecht op AB) |
|||||
Kortom; AHCP is
een parallellogram. Omdat de overstaande zijden van een parallellogram even lang zijn geldt dus AP = CH .....(1) |
|||||
Omdat
∠BAP = 90º is BP de middellijn van een
cirkel door B, A en P (Thales). Dat is ook de cirkel door ABC, dus M is het snijpunt van de middelloodlijnen van driehoek ABC. De driehoeken BQM en BAP zijn gelijkvormig (HH) met factor 2 (want BA = 2 • QB omdat MQ middelloodlijn is) Maar omdat CH = AP (1) is dus ook CH = 2 • MQ. |
|
||||
Hiernaast zijn dan de
driehoeken CHS en QMS gelijkvormig (immers CH // MQ) met
factor 2. Dus CS : SQ = 2 : 1 Maar omdat CQ zwaartelijn is, is S het zwaartepunt van driehoek ABC!!! |
|
||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |