Het bewijs van de productregel. | |||
We beginnen met de definitie van de afgeleide (die van dat "punt vlak ernaast", weet je nog?): | |||
|
|||
Bedenk daarbij steeds dat dx
zo klein mogelijk moet zijn (het liefst nul, maar dat kan nog niet omdat
er dan delen door nul staat) met f • g in plaats van f geeft dat: |
|||
|
|||
Laten we een grapje uithalen: we voegen bij in de teller -f(x + dx) • g(x) + f(x + dx) • g(x) toe. Dat is samen toch nul. | |||
|
|||
Dat lijkt ter voorlopig niet
makkelijker op te worden. Maar we kunnen deze superbreuk nu in tweeën splitsen: neem van de teller de eerste twee en de laatste twee termen samen. Daar kun je f(x + dx) en g(x) buiten haakjes halen: |
|||
|
|||
Dat is eenvoudig te herschrijven tot: | |||
|
|||
Nou, als je je bedenkt dat dx
het liefst nul is, dan is f (x + dx) = f(x)
en dan staat daar (f • g)' = f • g'
+ g • f ' En laat dat nou precies de productregel zijn....... |
|||