De punten op de middelloodlijn van PQ hebben gelijke afstand tot P en Q. | |
Neem een willekeurig punt S op
die middelloodlijn. Dan geldt: • PM = QM (M was immers het midden van PQ) • SM is een zijde van driehoek PSM, en ook van driehoek QSM • ∠PMS = ∠QMS = 90º Maar daaruit volgt dat de driehoeken PSM en QSM congruent zijn (zijde-hoek-zijde) |
|
Dus zijn alle zijden
en hoeken gelijk, dus geldt ook PS = QS. q.e.d. Andersom geldt het ook. Neem een willekeurig punt S waarvoor geldt PS = QS. Teken de lijn SM. Dan geldt: • ∠SPM = ∠SQM immers driehoek PSM is gelijkbenig. • PS = QS (gegeven) • PM = QM (M was immers het midden) Daaruit volgt dat de driehoeken PSM en QSM congruent zijn (zijde-hoek-zijde) Dus is ∠PMS = ∠QMS Maar samen zijn die hoeken 180º dus is elke hoek 90º Conclusie: S ligt op de middelloodlijn. Dus de middelloodlijn, dat zijn ook de enige punten uit het vlak waarvoor ge;dt dat de afstand tot P gelijk is aan de afstand tot Q. |
|