BIJLAGE
Antwoorden op kamervragen over het bereik van sirenes 18 augustus 2006

1. Vraag
Kent u de klachten van enkele gemeenten in Nederland dat het bereik van sirenes onvoldoende is?    (voetnoot 1)

1. Antwoord
Ja.

2. Vraag
Plaatst het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties geen sirenes meer?   (voetnoot 2)

2. Antwoord
BZK zal dit jaar nog 100 sirenes bijplaatsen en daarna stoppen met bijplaatsen.

3. Vraag
Kunt u waarborgen dat de normen voor het plaatsen van sirenes van 1 per 300 personen in risicogebieden en 1 per 1000 in niet-risicogebieden voldoende is om binnen hoorbereik te zijn van alle Nederlanders?

3. Antwoord
Het is nooit uitgangspunt geweest dat alle Nederlanders door een sirene kunnen worden bereikt. De door u genoemde criteria zijn door BZK gehanteerd om in de gemeenten sirenes te plaatsen waardoor een groot deel van de Nederlandse bevolking met behulp van de sirenes kan worden gewaarschuwd. Volgens dezelfde criteria worden in kernen of dorpen met minder dan 1000 inwoners en die niet in een risicogebied liggen geen sirenes geplaatst. Voor de burgers die niet door een sirene worden gewaarschuwd zal de betreffende gemeente ander maatregelen moeten treffen. De Tweede kamer  is hier al eerder bij brief (7 februari 2006, Kamerstuk 29668, nummer 9) over geïnformeerd.

4. Vraag
Zal voornoemde norm ook in de toekomst gehaald worden door het ministerie? Zo neen, acht u het aanvaardbaar dat sommige gemeenten uit financiële overwegingen de plaatsing van sirenes achterwege moeten laten?

4. Antwoord
Zoals in vraag 3 reeds is aangegeven worden op dit moment niet alle Nederlanders door een sirene bereikt. De burgemeester is verantwoordelijk voor het waarschuwen van de bevolking ten tijde van een calamiteit. Hij kan hiervoor een sirene van het WAS gebruiken, maar hij kan ook andere waarschuwingsmiddelen inzetten (geluidswagen etc.). Indien de gemeente het noodzakelijk vindt om de huidige dekking van de sirenes in haar gemeente aan te vullen kan zij via BZK een sirene aanschaffen. Een dergelijke beslissing blijft een zaak van de betreffende gemeente.

5. Vraag
Beschouwt u cell-broadcasting als een alternatief voor het plaatsen van sirenes? Zo ja, hoe verhoudt dat zich tot het feit dat mobiele telefoons niet altijd aan staan of binnen hoorbereik zijn van de gebruikers?

5. Antwoord
Ik laat het gebruik van het systeem cell-broadcasting onderzoeken. De Tweede kamer zal in het najaar van 2006 over de resultaten worden geïnformeerd. De door u genoemde elementen vormen een onderdeel van het onderzoek.

6. Vraag
Bent u bereid om spoedig te overleggen met gemeenten om het gebrek aan sirenes te bespreken zodat een aanvaardbare oplossing gezocht kan worden? Kunt u uw antwoord zonodig toelichten?

6. Antwoord
Ik ben bereid om met de VNG te overleggen over het waarschuwingsbeleid waarbij alle elementen en de samenhang daarvan aan de orde komen.

1) Radio 1, 7 juni jl. 14:00-14:30
2) Beleidsplan crisisbeheersing 2004-2007, brief (inclusief bijlage 1) van 7 februari 2006 van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Kamerstuk 29 668, nummer 9)
.