|
|||||
Elementaire Matrices. | |||||
We hebben in de vorige twee lessen steeds gebruik gemaakt van de volgende drie bewerkingen die we met de rijen van een matrix mochten doen: | |||||
1. | Twee rijen met elkaar verwisselen. | ||||
2. | Een rij met een constant getal vermenigvuldigen. | ||||
3. | Een rij een aantal keer bij een andere rij optellen. | ||||
Deze bewerkingen kun je ook met behulp van een
matrixvermenigvuldiging uitvoeren, en de matrices die daarvoor nodig
zijn, heten elementaire matrices.
We zullen deze les gaan bekijken hoe ze eruit zien. Later zullen
we ze ook nog gaan gebruiken om eigenschappen van matrices af te leiden
of te bewijzen. Ik doe het voor met 3 × 3 matrices. |
|||||
1. Twee rijen met elkaar verwisselen. | |||||
|
|||||
|
|||||
Nou ja, meer is niet nodig: als je de eerste en de derde rij wilt verwisselen, dan wissel je gewoon eerst de eerste en de tweede en daarna de tweede en de derde en dan wer de eerste en de tweede. Ga maar na! | |||||
2. Een rij met een constant getal vermenigvuldigen. | |||||
|
|||||
Nou ja, meer is niet nodig; als je andere rijen met een constant getal wilt vermenigvuldigen, dan wissel ze je eerst van plaats met de eerste rij, en wissel je ze na het vermenigvuldigen gewoon weer terug. |
|||||
3. Een rij bij een andere rij optellen. | |||||
|
|||||
Nou ja, meer is niet
nodig; als je andere rijen bij elkaar op wilt tellen kun je ze
eerste met elkaar verwisselen zodat ze op de eerste en tweede rij staan. En door te combineren met de bewerkingen bij 2) kun je nu ook twee willekeurige rijen een aantal keer bij elkaar optellen. |
|||||
Je ziet dat je alle
rijbewerkingen tot stand kunt brengen door te links vermenigvuldigen met
een geschikt gekozen elementaire matrix
Ɛ. Zo'n elementaire matrix is altijd een vierkante matrix. Immers als voor de afmetingen moet gelden dat (... × ....)(a × b) = (a × b) dan moet op die stipjes wel (a × a) staan. Vierkant dus.
Een matrix maken met
Elementaire matrices. Dus staat hier M geschreven als een product van elementaire matrices. |
|||||
|
|||||
De determinant van Ɛ • A | |||||
Er waren drie mogelijke varianten van Ɛ | |||||
1. | Twee rijen
verwisselen. Dan is |Ɛ| ontstaan door van de eenheidsmatrix twee rijen te verwisselen, dus = |Ɛ| = -1. Maar dan is | Ɛ • A| = -|A| = | Ɛ | • |A| |
||||
2. | Een rij met een
constant getal vermenigvuldigen Dan is |Ɛ| ontstaan door van de eenheidsmatrix een rij met k te vermenigvuldigen dus = |Ɛ| = k. Maar dan is | Ɛ • A | = k • |A| = |Ɛ| • |A| |
||||
3. | Een rij bij een
andere rij optellen Dan is |Ɛ| ontstaan door van de eenheidsmatrix een rij bij een andere op te tellen, dus |Ɛ| = 1. Maar dan is | Ɛ • A | = 1 • |A| = |Ɛ| • |A| |
||||
Er is maar één conclusie mogelijk: | |||||
|
|||||
De determinant van A • B | |||||
We bekijken twee
gevallen. Geval 1. A is niet inverteerbaar; |A| = 0 Als A niet inverteerbaar is, dan is A • B ook niet inverteerbaar. Dus is | A • B | = 0 Het doet er niet toe hoe groot | B | is, er geldt altijd | A • B | = | A | • | B | Geval 2. A is wel inverteerbaar Dan kun je A dus schrijven als product van elementaire matrices (stelling bovenaan). A = Ɛ1 • Ɛ2 • Ɛ3 .... A • B =(Ɛ1 • Ɛ2 • Ɛ3 ....) • B |A • B| = |Ɛ1 • Ɛ2 • Ɛ3 .... • B | = |Ɛ1| • |Ɛ2| • |Ɛ3|...• |B| maar ook: |A| = | A • E | = |Ɛ1 • Ɛ2 • Ɛ3 ...• E| = |Ɛ1| • |Ɛ2| • |Ɛ3|...1 = |Ɛ1| • |Ɛ2| • |Ɛ3|... (E is immers de eenheidsmatrix) Als je beiden met elkaar vergelijkt dan zie je dat moet gelden: |
|||||
|
|||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |