|
||||||||||||||||||
Exponentiële Vergelijkingen. - een overzicht - |
||||||||||||||||||
Als je een vergelijking met exponenten (dat zijn simpel gezegd "x-en in de lucht") moet oplossen dan zijn er eigenlijk drie mogelijke basisstrategieën waar je uit kunt kiezen. | ||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||
In dat blokje en dat
driehoekje mag van alles staan. Deze methode komt er eigenlijk op neer dat je eerst het deel met de exponent alleen probeert te zetten. |
||||||||||||||||||
Meestal zal dat gaan
met de balansmethode, en af en toe heb je de rekenregels voor machten
hiernaast daarbij nodig Als dat eenmaal gelukt is, dan kun je de exponenten uit je vergelijking laten verdwijnen met: |
|
|||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||
Voorbeeld.
Los op: 2 • 3x - 4 + 18
= 100 2 • 3x - 4 = 82 3x - 4 = 41 x - 4 = log41/log3 = 3,38 x = 7,38 |
||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||
Voor het omschrijven
naar deze vorm zul je vaak weer de rekenregels voor machten die
hierboven staan nodig hebben. Deze strategie lukt niet zo heel vaak, maar áls het lukt gaat het ook erg makkelijk. Bedenk twee dingen goed: • de g's moeten hetzelfde zijn. • er mag aan beide kanten nog maar één g□ staan. Nou, als dat eenmaal gelukt is dan mag je die machten gewoon weglaten: |
||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||
Voorbeeld.
Los op: 2 • 2x = 4 • 8x
Probeer er machten van 2 van te maken (neem g = 2) want die grondtallen 2, 4 en 8 zijn "allemaal iets met 2" 21 • 2x = 22 • (23)x 21 + x = 22 • 23x 21 + x = 22 + 3x En nou is het gelukt en kun je machten weglaten: 1 + x = 2 + 3x geeft eenvoudig x = -0,5 |
||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||
Soms komt er in een
vergelijking een aantal keer hetzelfde "stukje" voor, waar de x-en
in zitten. Als dat zo is, dan is het vaak handig om dat herhalende
"stukje" even een nieuwe letter te geven (ik gebruik meestal de p).
Daar wordt zo'n vergelijking dan meestal een stuk simpeler van. Klinkt misschien nogal vaag allemaal; ik hoop dat een voorbeeld duidelijk zal maken wat ik bedoel: Voorbeeld: Los op: 2 • 3x - 29 = 3x - 54/3x De x staat elke keer in het stukje 3x Laten we dat stukje p noemen, dan staat er: 2p - 29 = p - 54/p Vermenigvuldig met p: 2p2 - 29p = p2 - 54 p2 - 29p + 54 = 0 (p - 27)(p - 2) = 0 p = 27 ∨ p = 2 Maar die p was natuurlijk eigenlijk 3x dus dat geeft 3x = 27 ∨ 3x = 2 3x = 27 geeft x = 3 en 3x = 2 geeft x = log2/log3 = 0,63 |
||||||||||||||||||
Laten we voor de grap
eens één vergelijking op alle drie de manieren oplossen. Misschien ben
je normaal al blij en tevreden als je één manier weet te vinden, maar
kom op! Het is natuurlijk ook gewoon FUN om te zien hoe drie verschillende methodes toch tot één antwoord leiden!!! Bovendien zie je dan meteen nog eens duidelijk het verschil in aanpak..... |
||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |