|
|||||
Om over na te denken... | |||||
Er zijn een paar
problemen met onze klassieke manier van hypothesen toetsen die we
gebruikten, en die hebben allemaal op één of andere manier te maken met
het verwerpen/aannemen van H0 en de keuze van
α. Stel dat een jamfabriek aardbeienjam produceert met een vitamine-C gehalte van μ = 60 mg per 100 g en een standaarddeviatie daarvan van σ = 15 mg. De fabrikant introduceert een nieuw conserveringsmiddel in het productieproces en hoopt dat daarmee dat het vitamine-C gehalte van de jam groter is geworden. We maken daarom een eenzijdige test met H1: μ > 60. Een kwaliteitstest onder 100 van de nieuwe jampotten levert een gemiddelde van 62,1 mg , ook met een standaarddeviatie van σ = 15. Dat geeft voor 100 potten dus σ = 15/√100 = 1,5 en een overschrijdingskans van normalcdf(62.1, ∞ , 63, 1.5) = 0,081. Het Significantieniveau. Dus met een significantieniveau van α = 0,05 zouden we H0 (het gemiddelde is 60 mg) aannemen. Maar ja... met een α = 0,10 zouden we H0 verwerpen! Dus kun je kiezen (door een geschikte α te nemen) of je aan de hand van deze steekproef H0 wilt aannemen of verwerpen? Deze beide conclusies volgen uit dezelfde steekproef: |
|||||
|
|||||
Eenzijdig of Tweezijdig. Bovendien hangt het resultaat ook nogal af van onze verwachtingen vooraf! Stel dat een andere onderzoeker de invloed van het conserveringsmiddel ook test, maar geen idee heeft of het meer of minder vitamine-C oplevert. In dat geval toets je H0: μ = 60 tegen H1: μ ≠ 60 en is de toets tweezijdig. Aan de hand van precies dezelfde steekproef hierboven zou je dan met α = 0,10 ineens H0 weer aannemen (0,08 > 0,05). De Steekproefgrootte. Bovendien: stel dat we een veeeeeeeel grotere steekproef van 1000000 potten hadden genomen. Dan zou een gemiddelde van 60,05 al een overschrijdingskans van normalcdf(16.05, ∞ , 60, 0.015) = 0,0004 geven (reken maar na). Ofwel: als we maar een hele grote steekproef nemen zullen we bijna altijd H0 verwerpen. Alhoewel 0,05 extra mg eigenlijk op de 60 mg praktisch niet van belang is, geeft het wel een statistisch significant verschil. Als ik de verkoper van het nieuwe conserveringsmiddel was, zou ik een zo klein mogelijke steekproef laten nemen, dan zal ik veel eerder (met dezelfde α = 0,05!!) mogen concluderen dat mijn middel helpt. |
|||||
|
|||||
Bij de klassieke manier van toetsen en hypothesen aannemen/verwerpen is het daarom erg belangrijk de volgende stappen aan te houden: | |||||
1. | H0 en H1
worden vastgesteld. Waarbij de H1-bewering dus al afhangt van onze verwachtingen (één- of tweezijdig). |
||||
2. | Het significantieniveau en de steekproefgrootte worden vastgesteld. | ||||
3. | Voorlopig nemen we aan dat H0 waar is, en we gaan onderzoeken of we met ons onderzoek H0 kunnen verwerpen. | ||||
4. | De steekproef wordt genomen. | ||||
Het is dus erg belangrijk dat stap 4 pas NA de stappen 1, 2 en 3 komt. Overigens vinden veel statistici het veel beter om gewoon de overschrijdingskans (Engels: "prob-value") van je steekproef te noemen en het aan de lezer zelf over te laten wat men ervan vindt, in plaats van alvast een α en een verwachting vooraf op te leggen. Die statistici geven dan ook niet een "aannemen/verwerpen" conclusie van een onderzoek, maar alleen een overschrijdingskans. | |||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |