|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De dimensie van een fractal. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Laten we eens gaan tellen in hoeveel exemplaren, die allemaal de helft
van de oorspronkelijke afmetingen zijn, je zo'n zelfgelijkende figuur
kunt onderverdelen. Voor het gemak doen we dat even voor erg simpele zelfgelijkende figuren. Hieronder staat een aantal zulke eenvoudige zelfgelijkende figuren getekend. Rechts van elke figuur staat steeds aangegeven staat hoeveel kleineren nodig waren om die eerste te maken. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Valt hier iets op te merken? Oké, daar rechts staan de getallen 2, 4 en 8. Ik hoop dat het volgende je opvalt: Þ 2 staat bij de enige ééndimensionale figuur (de lijn) Þ 4 staat bij de tweedimensionale figuren (de driehoek, het vierkant en de L-vorm) Þ 8 staat bij de driedimensionale figuren (de kubus en de piramide).
Het lijkt erop dat de
volgende regel van toepassing is: |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat is ook eigenlijk wel logisch. Als je een lijnstuk dubbel zo groot maakt, dan gebeurt dat in één richting (dimensie). Bij een vierkant gebeurt dat in twee richtingen (lengte en breedte) dus daarvoor zijn er 2 × 2 = 4 kleineren nodig. Bij een kubus gebeurt dat verdubbelen in drie richtingen (dimensies) dus daarvoor zijn 2 × 2 × 2 = 8 kleineren nodig. Deze manier om een dimensie te definiëren komt van de Duitse wiskundige Felix Hausdorff en heet dan ook wel de Hausdorff Dimensie. Je kunt het ook nog ruimer bekijken. De kleinere figuren hoeven nier per se de helft te zijn. Je kunt een vierkant ook verdelen in vierkantjes die 1/3 zijn, dan heb je er 9 nodig, en 9 = 32 (9 = aantal, 3 is verkleining, 2 = dimensie)
Maar
hoe is dat bij fractals? |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een Koch-kromme heeft als recept: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Je ziet dat er nu 4 nieuwe
lijnstukken nodig zijn, maar dat die allemaal 1/3
van de oorspronkelijke zijn. 4 = 3D geeft D = 1,26185... |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Je ziet: fractals hebben niet simpelweg een dimensie 1, 2 of 3. Er zijn
allerlei tussenvormen mogelijk. Zo is er bijvoorbeeld een lijn-fractal (ééndimensionaal
zou je zeggen?) die een vlak helemaal kan vullen (dus tóch
tweedimensionaal?) In de volgende les behandelen we nog een andere aanpak om dimensies van figuren vast te stellen. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |