|
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
De
afgeleide van logx. |
|
|
|
|
Dit was een belangrijk resultaat:
Omdat we de afgeleide van ex kennen (dat is immers
weer ex) kunnen we nu de afgeleide van ln(x)
bepalen. Dat gaat als volgt.
Eerst gaan we kijken wat er met de afgeleide van een functie gebeurt als
deze wordt gespiegeld in de lijn y = x. |
|
|
|
|
|
De rode grafiek in de linkerfiguur
wordt gespiegeld in de lijn y = x. De twee blauwe lijnen
zijn de raaklijnen in de punten R (die elkaars spiegelbeeld in y
= x zijn). In de rechterfiguur zie je die twee raaklijnen
nogmaals.
De bovenste raaklijn heeft helling
Δy/Δx
= groen/paars
en de onderste heeft helling
Δy/Δx
= paars/groen
Aan de lengte en kleur van die lijnstukjes zie je dat die twee
precies elkaars omgekeerde zijn; |
|
|
Bij
spiegelen in y = x wordt de helling het omgekeerde |
|
|
Dat gaan we nu gebruiken om de
helling van lnx te bepalen, want we weten dat lnx = elogx
en dat is de inverse van ex dus die grafieken
zijn elkaars gespiegelde in y = x.
Hiernaast staan beide grafieken getekend.
Het punt (p, ep) ligt op de grafiek
van ex dus de helling in dat punt is de
afgeleide van ex en dat is weer ex
. Die helling bij x = p is dus ep .
Maar volgens de stelling hierboven heeft de grafiek van ln(x) in
het punt (ep, p) dan de omgekeerde
helling, dus helling 1/ep
.
Dus elk punt waar x = ep
heeft helling 1/ep
en dat is 1/x
Conclusie:
|
|
|
|
Wacht... Dat kan Sneller! |
|
|
Het bewijs van die afgeleide met
dat gedoe van die grafieken hierboven kan ook algebraïsch in één regel.
Kijk maar:
elnx = x dus de afgeleides
zijn ook gelijk: (elnx)' =
elnx • (lnx)' = 1 dus dan is
(lnx)' = 1/elnx
= 1/x. q.e.d.
|
|
|
En met andere grondtallen gaat
het precies zo.
Daar voor geldt: |
|
|
|
|
|
In feite is dit het algemene
geval van de regel hierboven (daar is g = e dus ln(g)
= 1)
Dat kun je op dezelfde manier als hierboven waarschijnlijk zelf wel
afleiden. Het kan trouwens ook door gewoon van grondtal te
veranderen. |
|
|
|
|
|
|
|
1. |
Geef de afgeleide van de volgende
functies: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
a. |
f(x) = 3lnx
- 2x |
d. |
f(x) = 2x - 4logx |
g.
|
f(x) = (lnx)3
|
|
|
|
|
|
|
|
b. |
f(x) = 2ln(4x +
3) |
e. |
f(x) = 2log(3x)
+ 2log(x) |
h. |
f(x) = 2 - ln(x3) |
|
|
|
|
|
|
|
c. |
f(x) = 2 + x4
+ 3lnx |
f. |
f(x) = 0,5log(1/x)
|
i. |
f(x) = √(lnx) |
|
|
|
|
|
|
2. |
Gegeven is de functie: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Een lijn door de oorsprong raakt de
grafiek van f(x). Bereken de exacte waarde van de
coördinaten van het raakpunt. |
|
|
|
|
|
|
3. |
Gegeven zijn de functies: |
|
|
|
|
|
Geef een vergelijking van de
verzameling van punten op de grafieken van fp
waarin de raaklijn horizontaal loopt. |
|
|
|
|
|
|
4. |
Gegeven zijn de functies f(x)
= ln(4 - x) en g(x) = 1 + ln(2x).
De lijn y = p snijdt de grafiek van f
in punt A en de grafiek van g in punt B.
De raaklijnen aan de grafieken in A en in B hebben
richtingscoëfficiënten a en b
Toon aan dat de verhouding tussen a en b
constant is. |
|
|
5. |
Elk seizoen als er weer een koude
winter lijkt aan te komen neemt het aantal leden van de
Friese-Elfsteden-Vereniging sterk toe (om trouwens aan het eind
van datzelfde seizoen ook weer af te nemen).
Voor een bepaald seizoen heeft men (uiteraard na afloop)
vastgesteld dat de toename is verlopen volgens een logaritmisch
verband.
Men stelde vanaf 1 december voor dat seizoen het volgende model
op: |
|
|
|
N(t)
= 7500 ×
log(x2 +
460) |
|
|
|
Daarin is N het aantal leden en
t de tijd in dagen vanaf 1 december. De formule bleek
ongeveer geldig te zijn tot 1 februari. |
|
|
|
a. |
Wanneer waren er dat seizoen voor het eerst meer dan
25000 leden? |
|
|
|
|
|
|
b. |
Met welke snelheid (leden per dag) veranderde het aantal
op 1 januari? |
|
|
|
|
|
|
c. |
Op welk tijdstip groeide
het aantal leden
het snelst? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|