|
||||||||
Bij berekeningen met kansbomen zie
je heel veel dezelfde `soort` problemen, met een duidelijke regelmaat. Neem de volgende twee: |
||||||||
|
||||||||
De oplossingen zijn intussen makkelijk: | ||||||||
1. | E้n gunstige tak is (D = 3, N =
niet-3): DDDDDNNNNNNN met kans 0,255
0,757 er zijn (12 nCr 5) zulke takken dus de kans is (12 nCr 5) 0,255 0,757 |
|||||||
2. | E้n gunstige tak is (W = wel
door rood, N = niet door rood): WWWNNNNNNN met kans 0,153
0,857 Er zijn (10 nCr 3) zulke takken dus de kans is (10 nCr 3) 0,153 0,857 |
|||||||
Wat hebben deze problemen gemeenschappelijk? | ||||||||
Nou, bijna alles, wiskundig
gezien. Het gaat steeds om een aantal "experimenten" (12 keer gooien, 10 fietsers) waarbij er elke keer een "kans op succes" is (0,25 bij de dobbelsteen, 0,15 bij de fietsers) en er wordt gevraagd naar een bepaald aantal successen (5 drie๋n en 3 fietsers door rood). Deze drie getallen bepalen het hele probleem. Kijk maar naar de oplossingen:
Vervang het aantal experimenten door de letter n, de kans op succes per keer door de letter p, en het gevraagde aantal successen door de letter k, dan staat hier:
Ga dat zelf maar na. |
||||||||
|
Het gaat steeds om experimenten "met terugleggen". Dat wil zeggen dat de kansen bij de takken van de kansboom gelijk blijven (steeds 0,25 en 0,75 of 0,15 en 0,85 of p en (1-p)) | |||||||
|
Er zijn elke keer maar twee mogelijke uitkomsten, dus de boom splitst zich steeds in twee๋n (steeds drie - niet drie en rood - niet rood en succes - niet succes) |
|||||||
Als aan deze twee voorwaarden is
voldaan dan geldt het systeem van hierboven. Dat heet binomiaal
en wordt dus zoals we al zagen gekenmerkt door drie getallen (n,
p, k). Samengevat: |
||||||||
|
||||||||
|
||||||||
Voor de viervlakdobbelsteen geeft
dat binompdf(12, 0.25, 5) = 0,1032 Voor de fietsers door rood geeft dat binompdf(10, 0.15, 3) = 0,1298 |
||||||||
|
||||||||
OPGAVEN | ||||||||