1. |
Iemand gaat aan een quiz op
televisie meedoen, waarin zij op het eind 20 JA/NEE vragen
moet beantwoorden.
Zij heeft de eerdere afleveringen uitgebreid bestudeert en denkt
daaruit te kunnen opmaken dat bij die vragen 60% JA als antwoord
heeft en 40% NEE.
Ze neemt zich daarom voor om bij elke vraag die zij niet weet
JA te antwoorden.
Volgens haar echtgenoot is dat allemaal flauwekul en is de kans
gewoon 50% op JA en 50% op NEE.Tijdens de quiz hebben 14 van
de 20 vragen JA als antwoord en 6 NEE |
|
|
|
|
|
a. |
Wie krijgt naar
aanleiding van deze gegevens gelijk bij een significantieniveau
van 95%? |
|
|
|
|
|
b. |
Bij welke
significantieniveaus krijgt haar echtgenoot gelijk naar aanleiding van
deze zelfde gegevens? |
|
|
|
|
2. |
Een casinotafel bestaat
uit 36 rode vakjes, 36 zwarte vakjes en één groen vakje. De
vakjes zijn genummerd van 0 tm 73
Als de tafel goed horizontaal staat afgesteld dan heeft elk
nummer een even grote kans om gedraaid te worden.
Men laat de tafel 2500 keer draaien en telt hoe vaak de groene 0
voorkomt.
Dat blijkt 40 keer te zijn.
Mag men naar aanleiding van dit experiment met 10%
betrouwbaarheid concluderen dat de tafel niet goed horizontaal
staat afgesteld? |
|
|
|
|
3. |
De eigenaar van een
kraam met schepijs verkoopt 12 verschillende soorten schepijs.
In het verleden was het altijd zo dat al deze soorten even populair waren.
De eigenaar vraagt zich af of dat aan het veranderen is, en of nu
één soort populairder is dan de anderen en duidelijk meer
verkocht wordt (en de anderen dus minder).
Hij besluit dat te testen en houdt goed bij hoeveel
aardbeienijs-bolletjes hij op één dag verkoopt.
Dat blijken er 38 van de 520 totaal
te zijn. |
|
|
|
|
|
a. |
Wat is zijn conclusie?
(neem a = 0,05) |
|
|
|
|
|
b. |
Natuurlijk had hij ook
bij kunnen houden welke soort het meest verkocht werd. Dat is
wel wat meer werk, maar dat geeft misschien ook meer
informatie.
Stel dat bananenijs het vaakst verkocht werd en dat dat 52
bolletjes (van de 520 totaal) waren. |
|
|
|
|
4. |
Er is
bekend dat van de huidige generatie scholieren 25% een bril of
lenzen heeft.
Een onderzoeker beweert dat teveel lezen slecht is voor je ogen,
en daar dus de oorzaak van kan zijn.
Hij wijst op een onderzoek onder een groot aantal scholieren.
In dat onderzoek bleek dat 1250 scholieren NIET meer regelmatig
lazen.
Bij welke aantallen brillen/lenzen onder deze 1250 scholieren kan men
concluderen dat regelmatig lezen de kans op een bril/lenzen
vergroot? Neem een significantieniveau van 5%. |
|
|
|
|
5. |
Een appelteler levert veel van zijn appels aan grote
supermarkten. Die appels moeten wel aan strenge kwaliteitseisen
voldoen.
Zo moeten de appels van de soort Golden Delicious voor
verkoop aan een supermarkt een diameter van minstens 6,5 cm
hebben.
De appels die kleiner zijn worden verkocht om vermaald te worden
tot veevoer.
De diameter van de oogst van de Golden Delicious appels is bij
een appelteler in een bepaald jaar normaal verdeeld met een
gemiddelde van 6,8 cm en een standaardafwijking van 1,2 cm. |
|
|
|
|
|
a. |
Toon aan
dat de kans dat een appel uit deze voorraad aan de supermarkt
geleverd mag worden gelijk is aan 60%. |
|
|
|
|
|
Op een
apart veldje heeft de appelteler datzelfde jaar zijn Golden
Delicious bomen extra voedingsstoffen gegeven. Het resultaat is
dat er dat jaar van dat veldje maar liefst 1020 van de
1500 appels aan de supermarkt geleverd konden worden. |
|
|
|
|
|
b. |
Is er
daarmee met een significantieniveau van 5% aangetoond dat de
extra voedingsstoffen inderdaad de diameters van de appels vergroten? |
|
|
|
|
|
|
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |