|
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|
|
|
|
Een gegeven differentiequotiënt |
|
De vorige les bekeken
we hoe je een differentiequotiënt kunt berekenen met een formule of
aflezen uit een grafiek. We zagen verder dat de grootte van het
differentiequotiënt gelijk is aan de helling van de verbindingslijn.
Natuurlijk kun je de vraag ook andersom stellen: "Als we
het differentiequotiënt weten, kunnen we dan
terugvinden op welk interval dat was?"
Ik bedoel daarmee vragen als de volgende: |
|
|
|
|
Hiernaast zie je de
grafiek van de afstand (in km) die een fietser heeft afgelegd vanaf het
tijdstip van vertrek (t = 0, t in uren) |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Je ziet aan de vorm
van de grafiek (afnemende stijging) dat de fietser steeds minder snel
gaat rijden.
De vraag is: "Op welk moment heeft hij gemiddeld 15 km/uur
gereden?"
We zoeken dus een punt P van de grafiek zodat de gemiddelde
snelheid (vanaf het begin gerekend) gelijk was aan 15.
Laten we deze vraag eerst wiskundig stellen: "Op welk
interval [0, p] was het differentiequotiënt gelijk aan 15?"
aflezen uit de grafiek.
We weten dat het differentiequotiënt gelijk is aan de helling van de
verbindingslijn.
Dus we zoeken een punt P van de grafiek zodat de helling van de
lijn van P naar de oorsprong gelijk is aan 15.
Nou, da's makkelijk: |
|
|
|
|
Begin gewoon vanaf de oorsprong een lijn met helling 15
te tekenen, dan zie je wel waar je uitkomt!! |
|
|
|
|
|
Dat is hieronder
gebeurd. De rode lijn heeft helling 15 (gaat bijvoorbeeld door (1, 15)
en (2, 30)) |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bij de pijl kun je
aflezen dat na ongeveer 1,9 uur de fietser een gemiddelde snelheid van
15 km/uur heeft gehad. |
|
|
|
|
met een formule. |
|
|
|
|
Als we een formule
voor de groene grafiek hebben, dan kunnen we dat tijdstip ook berekenen
in plaats van aflezen.
Stel bijvoorbeeld dat die groen grafiek de formule y =
28,3√(t + 0,2) -
12,66 heeft (dat is hierboven inderdaad ongeveer het
geval).
Je weet natuurlijk dat die rode lijn de formule y = 15t
heeft (lijn door de oorsprong met helling 15).
Nou, om dat punt P te vinden plot je gewoon beide grafieken in je GR en gebruik je vervolgens intersect:
Y1 = 15X
Y2 = 28,3*√(X + 0,2) -
12,66
calc - intersect.
Dat geeft t = 1,87 uur |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
OPGAVEN. |
|
|
|
|
1. |
Hiernaast zie je een
deel van een grafiek |
|
|
|
|
|
a. |
Bereken de gemiddelde toename tussen
x = 6
en x = 12 . |
|
|
|
|
b. |
Er is een interval [0, p]
waarop het differentiequotiënt gelijk is aan het
differentiequotiënt op interval [0,9].
p = 9 is natuurlijk een mogelijkheid, maar welke waarde
kan p nog meer hebben? |
|
|
|
|
c. |
Op welk interval [2, q] is het
differentiequotiënt gelijk aan 1,5 ? |
|
|
|
|
d. |
Bij welke x is de gemiddelde
toename vanaf x = 0 maximaal? |
|
|
|
|
2. |
Het aantal personen in
Nederland dat een I-pad heeft is volgens verwachting te
beschrijven met de formule:
N = -0,005t3 + 0,0006t2 +
0,5t + 2
Hierin is N in miljoenen en de tijd t in jaren met
t
= 0 op 1 januari 2004. |
|
|
|
|
|
a. |
Bereken met de formule het differentiequotiënt op interval [1,
3] |
|
|
|
|
b. |
Hoe lang was het aantal mensen met een I-pad groter dan 2,5
miljoen? |
|
|
|
|
c. |
Er
is vanaf t = 2 een interval [2, p] te vinden zodat
de gemiddelde toename gelijk is aan 0,2 (miljoen per jaar)
Bepaal met de figuur hiernaast voor welke p dat zo is |
|
|
|
|
|
d. |
Op welk tijdstip is,
gerekend vanaf t = 0) de gemiddelde toename van het aantal
Nederlanders met een I-pad gelijk geweest aan 100000 per jaar?
Geef een berekening met bovenstaande formule en ook een benadering met
behulp van bovenstaande grafiek. |
|
|
|
|
3. |
Een
jachtluipaard is het zoogdier dat de grootste snelheid op land
kan halen. Maar een jachtluipaard houdt die topsnelheid
(zo'n 140 km/uur) niet erg lang vol. Als hij bijvoorbeeld
een gazelle wil vangen, dan zal dat redelijk in het begin
van zijn sprint moeten zijn. als het te lang duurt neemt zijn
topsnelheid weer snel af. Hij houdt zijn snelheid nog niet eens
een minuut vol.
Een gazelle daarentegen kan veel langer op constante
snelheid lopen (zo'n 80 km/uur).
Hieronder zie je de grafiek van de afstand die een
jachtluipaard tijdens een sprint aflegt uitgezet tegen de tijd. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Een formule
bij deze grafiek is S(t) = 1,8t2
- 0,03t3 (voor 0 < t < 40)
Op t = 0 begint het luipaard te sprinten naar een gazelle die op
dat moment 60 m van hem af is en een constante snelheid heeft van 81
km/uur (dat is 22,5 m/sec). Neem aan dat luipaard en gazelle in dezelfde rechte lijn lopen.
Onderzoek of de jachtluipaard de gazelle zal inhalen, en zo ja wanneer
dat gebeurt.
Doe dat op twee manieren: |
|
|
|
|
|
a. |
Met de grafiek
hierboven. |
|
|
|
|
|
b. |
Met de formule
hierboven. |
|
|
|
|
|
|
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|