|   | 
				
				 | 
			 
			
				|   | 
				
				 ฉ h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
		  | 
			 
		 
		 
		 | 
    
    
      | 
		Haakjes | 
        | 
      
		  | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      Haakjes zijn de manier voor een
        wiskundige om in te grijpen in de normale gang van het rekenen. 
        Kijk, als de opgave is  3  4 + 7,  dan is afgesproken dat
        je eerst moet vermenigvuldigen en daarna pas optellen. Vermenigvuldigen,
        dat zorgde immers voor die blokjes?  
		 
		Maar als je nou t๓ch graag wilt dat
        er eerst opgeteld wordt en pas daarna vermenigvuldigd? Hoe krijg je dat
        voor elkaar?
        Hier springen haakjes te hulp. 
         
        Als je ergens haakjes omheen zet, dan maak je er eigenlijk kunstmatig
        ้้n geheel (้้n blokje) van. 
        Als we vermenigvuldigen met lijm vergelijken zouden we haakje als
        een pleister kunnen zien. 
        (4 + 7) is opeens ้้n geheel geworden, dus 3  (4 + 7)  ๓๓k!  
		De haakjes plakken
        4 + 7 aan elkaar, en door het vermenigvuldigen zit ook 3 eraan
        vastgeplakt; zoiets dus: 
         | 
    
    
      | 
		 
				   | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      Voordat je iets drie keer kunt doen zul je toch echt eerst moeten
        uitrekenen wat er onder de pleister zit! 
        Rechts van het gelijkteken moeten we eerst uitrekenen wat de pleister
        voorstelt: dat is 4 + 7 en dat is 11. 
        Daarna doen we keer drie en komt er 33 uit. 
        De opgave:    4  (3 + 2) + (5 - 2)  8  + 2 
        (6 + 4  2) zou het volgende plaatje opleveren door een wiskundebril
        gezien: | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      | 
		 
				   | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      Onder die pleisters zit achtereenvolgens 5 en 3 en 14  dus er 
		staat  4  5 + 3  8 + 2  14 = 20 + 24 + 28 = 72 
		 
		 
		Maar nu het probleem.... 
        
         
        Ok้, makkelijk gezegd natuurlijk, die pleisters "gewoon even
        uitrekenen". Maar als er nou letters in staan? Dan kun je niets
        berekenen en loopt de hele boel dus vast! 
        T๓ch is er dan een manier om de pleisters te verwijderen. Dat zit hem
        hierin: 
         
        Als je  3  (4 + 2) berekent, dan moet je dus eerst 4 + 2 doen;
        daar komt 6 uit, en dan doe je 3  6 = 18. 
        Het is alsof er bij Sint Maarten aan de deur 3 kinderen staan die ik elk
        zes  snoepjes ga geven. Ze krijgen  elk vier dropjes en twee
        zuurtjes. Dan kan ik twee dingen doen. Ik kan het eerste kind een
        pakketje met zes snoepjes geven, daarna het tweede, en tenslotte het
        derde. Dan heb ik 3  6 = 18 snoepjes weggegeven, kijk maar: | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      | 
		 
				   | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      | Maar het kan ook anders. Ik kan ook eerst de dropzak pakken en elk
        kind 4 dropjes geven, en daarna pas de zuurtjestrommel om elk kind 2
        zuurtjes te geven. In dat geval geef ik eerst 3  4 = 12 dropjes weg,
        en vervolgens 3  2 = 6 zuurtjes; samen uiteraard weer 18 snoepjes: | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      | 
		 
				   | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      Waar komt het op neer? Wat hebben we hier nou eigenlijk ontdekt? 
        Nou,  3  (4 + 2)  is hetzelfde als  3  4 + 3  2. 
        JAWEL: het is gelukt: De haakjes zijn verdwenen! 
        Het is alsof het getal drie zich "verdeelt"  over zowel
        de 4 als de 2 binnen de haakjes. Deze grappige eigenschap heet de DISTRIBUTIEVE
        eigenschap (de "verdeel"-eigenschap).  Je zou het z๓ in
        beeld kunnen brengen: | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      | 
		 
				   | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      Bedenk dus dat zo'n blauwe pijl staat voor vermenigvuldigen. 
        Alhoewel deze eigenschap voor getallen dus niet echt nodig is, is het
        bij letters w้l erg handig: 't is een manier om haakjes weg te halen. 
        En als er m้้r blokjes binnen de haakjes staan, dan maak je gewoon
        m้้r pijlen! Kijk maar: | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      | 
		 
				   | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      | Het blauwe vermenigvuldigingsteken verspreidt zich via de drie blauwe
        pijlen naar de drie blokjes die binnen de haakjes staan. | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      | 
		Vijf  adders onder het gras! | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      
		  | 
      
		1.  Blokjes binnen de haakjes 
		Neem de som   5  ( x + 2
         y) 
        Als we proberen de haakjes weg te halen, dan maken we van die blauwe
        pijlen. Maar daarbij moet je je wel bedenken dat 2  y 
        ้้n geheel is (้้n blokje) dus daar hoeft ook maar ้้n pijl
        naartoe! (Dus NIET eentje naar de 2 ้n eentje naar de y) 
        Het moet dus z๓: | 
    
    
      |   | 
        | 
      
		 
		   | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      
		  | 
      2.  Blokjes v๓๓r
        de haakjes 
		Ook v๓๓r de haakjes kan meer dan alleen maar
        ้้n getal staan. 
        Bijvoorbeeld:   3  x  (4 + 2  y) 
        Nu is 3  x ้้n blokje, dus er gaan twee pijlen: eentje van
        het blokje 3  x naar het blokje 4  en de andere van het
        blokje 3  x naar het blokje  2  y. Je ziet dat
        we nu al bezig zijn met blokjes binnen blokjes!!!! Het ziet er dus z๓
        uit: | 
    
    
      |   | 
        | 
      
		 
		   | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      
		  | 
      3. 
        Een minteken binnen de haakjes. 
		Bedenk daarbij dat een minteken voor een getal
        hetzelfde is als  "+ - ".  Dus als er staat  5
        - 4x  dan kun je dat het best (in gedachten) lezen als 5 +
        -4x. Dan gaat het wegwerken van de haakjes vanzelf. 
        2  (5 - 3x)  gaat als volgt: | 
    
    
      |   | 
        | 
      
		 
		   | 
    
    
      |   | 
        | 
      En zo ziet dan   3  (-5 
		- 2x) 
        eruit: | 
    
    
      |   | 
        | 
      
		  | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      
		  | 
      4.  Een minteken v๓๓r
        de haakjes. 
		Stel dat er staat   -(3
        + 4x), wat moet je dan met dat minteken? 
        Nou, 't is erg simpel:  er staat hier eigenlijk  -1 
        (3 + 4x).  Die 1 is weggelaten omdat hij niet nodig is,
        immers  -1  5 = -5,  en   
		-1  4 = -4  enz. 
        Met zo'n  -1 in gedachten ervoor is het wegwerken makkelijk: het
        geeft  -1  3 + -1 
        4x = -3 - 4x  
         
        Op dezelfde manier gaat   5 - (2x 
		- 4): | 
    
    
      |   | 
        | 
      
		  | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      
		  | 
      
		5. Vergeet de vorige les niet! 
		Bedenk goed dat we deze les alleen maar bezig
        zijn geweest om ้้n blokje te vereenvoudigen. Natuurlijk kunnen er nog
        steeds m้้rdere blokjes in een som zitten. Dat was in het allerlaatste
        voorbeeld ook al zo. 
        Neem de opgave   2 + 3  (x 
		- 4) + (x + 3) 
        5 + 6  2 
        Die ziet er z๓ uit: | 
    
    
      |   | 
        | 
      
		  | 
    
    
      |   | 
        | 
      Het is dus streng verboden "alvast" 
        2 + 3 uit te rekenen: die zitten in verschillende blokjes en kun je NIET
        samennemen. 
        Na haakjes wegwerken staan er maar liefst  6 blokjes:   
		2 + 3x
        - 12 + 5x + 15 + 12 
        Maar na samennemen zijn er nog maar twee over:    8x
        + 17 
        Da's toch een stuk simpeler dan wat er oorspronkelijk stond....... | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      | ((( )( )( ))( ))( )(((( )(
        ))((((( )( )( )(((((( )( )( )( ))(( )))))))) ( )( )(((( ) ( )(( )( )(
        )))( )( )(( )((( ))(((( ))))))(( )( )( )( ))( )( ))(( )( )( )( )( )(( )(
        )(((((((( )))((( )( )( ))( ))( )(((( )(
        ))((((( )( )( )(((((( )( )( )( ))(( )))))))) ( )( )(((( ) ( )(( )( )(
        )))( )( )(( )((( ))(((( ))))))(( )( )( )( ))( )( ))(( )( )( )( )( )(( )(
        )(((((((( )))((( )( )( ))( ))( )(((( )(
        ))((((( )( )( )(((((( )( )( )( ))(( )))))))) ( )( )(((( ) ( )(( )( )(
        )))( )( )(( )((( ))(((( ))))))(( )( )( )( ))( )( ))(( )( )( )( )( )(( )(
        )(((((((( )))((( )( )( ))( ))( )(((( )(
        ))((((( )( )( )(((((( )( )( )( ))(( )))))))) ( )( )(((( ) ( )(( )( )(
        )))( )( )(( )((( ))(((( ))))))(( )( )( )( ))( )( ))(( )( )( )( )( )(( )(
        )(((((((( )))((( )( )( ))( ))( )(((( )(
        ))((((( )( )( )(((((( )( )( )( ))(( )))))))) ( )( )(((( ) ( )(( )( )(
        )))( )( )(( )((( ))(((( ))))))(( )( )( )( ))( )( ))(( )( )( )( )( )(( )(
        )(((((((( )))((( )( )( ))( ))( )(((( )(
        ))((((( )( )( )(((((( )( )( )( ))(( )))))))) ( )( )(((( ) ( )(( )( )(
        )))( )( )(( )((( ))(((( ))))))(( )( )( )( ))( )( ))(( )( )( )( )( )(( )(
        )(((((((( )))((( )( )( ))( ))( )(((( )(
        ))((((( )( )( )(((((( )( )( )( ))(( )))))))) ( )( )(((( ) ( )(( )( )(
        )))( )( )(( )((( ))(((( ))))))(( )( )( )( ))( )( ))(( )( )( )( )( )(( )(
        )(((((((( )))... | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      | 
		NOG MEER HAAKJES! | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      Kijk naar de rechthoek hiernaast.
        Die is verdeeld in 4 kleinere rechthoeken. 
        De oppervlakte van die rechthoek kun je op twee manieren gaan
        opschrijven.
        manier 1. 
         
        Je zegt gewoon  
		oppervlakte = lengte ื breedte 
        In dit geval is de lengte  a + b  en de
        breedte  c + d 
        De oppervlakte is dus   
		O = (a + b)  (c
        + d) manier 2.  | 
      
		 
		   | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      Je kunt ook zeggen: ik bereken de
        oppervlakte door de oppervlaktes van de vier kleinere gekleurde
        rechthoeken apart uit te rekenen en dan die vier getallen bij elkaar op
        te tellen. 
        Dan krijg je oppervlakte 
		 
		O =
		
		a  
		 
		 
		c 
		+ 
		a  
		 
		d
		
		+
        
		b  
		 
		 c +
		 b  
		 
		
		d 
		 
		Die oppervlaktes moeten natuurlijk gelijk zijn, 
		dus de enige mogelijke conclusie is: | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      
        
          
            
              | 
                 (a + b)  (c
                + d) = ac + ad + bc + bd   | 
             
           
         
       | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      | Wat gebeurt er nou
        eigenlijk?  Je moet elk getal binnen dat eerste paar haakjes
        vermenigvuldigen met elk getal binnen dat tweede paar haakjes. Met onze
        blokjes-notatie zou dat er z๓ uitzien: | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      | 
		 
		   | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      Dat enorme blok links is gesplitst
        in vier kleine blokjes rechts.  
		  Denk erom dat in plaats van die a, b,
        c of d  ook elk ander blokje kan staan.  
		  En bedenk verder
        dat je misschien het antwoord (die 4 kleine blokjes rechts) nog weer
        eenvoudiger kunt schrijven door blokjes samen te nemen. 
		 
 
		
			
				voorbeeldje 1: 
				 
        (2x + 3)  (4 + 5a)   
		= 2x  4 + 2x  5a
        + 3  4 + 3  5a   
		=  8x + 10xa
        + 12 + 15a   | 
			 
		 
		 
		 | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      
		
			
				
					voorbeeldje 2: 
					 
		(4 - 2p)  (5 + q)  
		= 4  5 + 4  q  +
        -2p  5 + -2p  q  
		= 20 + 4q - 10p
        - 10pq  | 
				 
			 
		 
		 | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      
		Dubbele letters. 
		 
		Als een letter dubbel in een 
		blokje voorkomt, dan kun je dat als volgt korter schrijven: | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      | 
		
		 | 
      
		  | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
    
    
      Je spreekt dat uit 
		als  "x kwadraat" 
		Dat tweetje in de lucht betekent dus eigenlijk dat die letter er twee 
		keer staat. 
		(En ja, voordat je het vraagt; het kan ook met nog grotere aantallen;  
		een drietje in de lucht betekent dat de letter er drie keer staat, maar 
		daar gaan we het in een latere les nog uitgebreid over hebben). | 
    
    
      |   | 
    
    
      
		
			
				
					
		voorbeeldje 3: 
					 
		(x + 8)(5 - x) 
		= x  5 - x  x + 8  5 
		+ 8  -x 
		= 5x - x2 + 40 
		- 
		8x 
		= -3x - x2 + 40 | 
				 
			 
		 
		 | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      |   | 
    
    
      | 
		
		 | 
    
    
      | 
		  OPGAVEN. | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      | 1. | 
      Schrijf de volgende uitdrukkingen
                zonder haakjes en zo eenvoudig mogelijk: | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
    
    
      |   | 
      a. | 
      2a(3 + 3b) | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
    
    
      |   | 
      b. | 
      5 + 2(6x 
		- 4)  | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
    
    
      |   | 
      c. | 
      3x 
		- 4(2 + x) | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
    
    
      |   | 
      d. | 
      -6(3x + 4y) | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
    
    
      |   | 
      e. | 
      -2(4a 
		- 5b) | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
    
    
      |   | 
      f. | 
      4 
		- (3y - 6) | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      | 2. | 
      Schrijf de volgende uitdrukkingen
                zonder haakjes en zo eenvoudig mogelijk: | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
    
    
      |   | 
      a. | 
      -x(-3 
		- 4y) + 3x(2 + 6x)
               | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
    
    
      |   | 
      b. | 
      2p(2q - 
		8) - q(6 
		- 4p) | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
    
    
      |   | 
      c. | 
      2(a(3b 
		+ c) - 2ac) | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
    
    
      |   | 
      d. | 
      12 
		- 3q(-3 + p) + 2p(2 
		- q) | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      | 3. | 
      Schrijf de volgende uitdrukkingen
                zonder haakjes en zo eenvoudig mogelijk: | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
    
    
      |   | 
      a. | 
      (x + 7)(x 
		- 3) | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
    
    
      |   | 
      b. | 
      (a 
		- 5)(a - 6) | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
    
    
      |   | 
      c. | 
      (b 
		- 4)(5 + 3b) | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
    
    
      |   | 
      d. | 
      (3 
		- 2h)(3h + 1) | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
    
    
      |   | 
      e. | 
      (3x 
		- 1)(x + 2) 
		- 5x | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
    
    
      |   | 
      f. | 
      (2x + 4)(2x 
		- 3) - 4x2
               | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      
		
		  | 
      
		  | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      |   | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      | 
				Leuk Spelletje... | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      | Hier heb ik een strookje papier met 
				een heleboel haakjes, ruitjes en vraagtekens: | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      | 
		 
				   | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      De vraagtekens staan voor de cijfers 
				0,1,2,3,4,5,6,7,8,9 
				De ruitjes staan voor de bewerkingen:   +  of 
				ื 
				 
				Speler A verandert het meest 
				linkse vraagteken in een cijfer.  
				Daarna verandert speler B het ruitje ernaast in een + of een
				ื 
				 en het volgende vraagteken in 
				een cijfer. 
				Daarna verandert speler A 
				het ruitje ernaast in een + of een ื
				 en het volgende 
				vraagteken in een cijfer. 
				 
				En zo gaat dat alsmaar door 
				(van links naar rechts) totdat alle tekens zijn veranderd.  
				Elk cijfer mag maar ้้n keer worden gebruikt. Dan staan er dus 
				precies alle cijfers van 0 tm 9 en een onbekend aantal keer + en
				ด 
				. 
				 
				Je kunt dan uitrekenen wat er uit deze som komt. 
				Als de uitkomst een oneven getal is heeft speler A gewonnen, als 
				het een even getal is heeft speler B gewonnen. 
				 
				Ik zou zeggen:  ga het spelletje eerst een paar keer 
				spelen!!!! 
				 
				Zie je hoe speler A altijd kan winnen? | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      | 
				 ฉ h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
		  |