6. | Hieronder staan drie histogrammen getekend. |
|
|
Bij elk histogram is er
een staaf met hoogte 0,2. Bereken bij elk van deze histogrammen de kans die bij de hoogste staaf hoort. |
|
7. | Een oplichter geeft mij een valse dobbelsteen. Hij beweert dat de kans dat je bij 20 keer gooien precies 6 zessen gooit gelijk is aan 15%. Neem aan dat percentage dat klopt. | |||
a. | Hoeveel procent groter is deze kans vergeleken met een zuivere dobbelsteen? | |||
b. | Hoe groot is de kans om met deze valse dobbelsteen in een serie van 10 worpen precies 3 zessen te gooien? | |||
c. | Een andere oplichter
vertelt mij dat hij een dobbelsteen heeft waarbij de kans dat je bij 20
keer gooien precies 6 zessen gooit nog groter is dan 15%. Hoe groot kan die kans op precies 6 zessen maximaal zijn? |
|||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |