|
©
h.hofstede (hhofstede@hogeland.nl) |
|
|
Meer opgaven |
|
|
|
|
|
|
Gegeven
zijn de functies f(x) = x • e0,5x
en g(x) = e0,5x
- 2
De lijn x = p snijdt de grafiek van f in punt A en
de grafiek van g in punt B
Bereken de exacte waarde van de minimale lengte van lijnstuk AB. |
|
|
|
Een kettinglijn is de kromme die
precies de vorm beschrijft van een hangende ketting die aan
beide uiteinden even hoog is vastgemaakt.
De algemene formule voor een kettinglijn is y = 0,5a
• (ex/a + e-x/a )
Daarbij is a een constante die o.a. afhangt van het
gewicht van de ketting.
Daarbij ligt het laagste punt van de ketting bij x = 0. |
|
|
|
a. |
Twee palen staan 4 meter uit elkaar.
Een ketting waarvoor a = 0,8 is
tussen deze twee palen vastgemaakt. Bereken algebraïsch in graden nauwkeurig
de hoek die de ketting met een paal
maakt in de ophangpunten. |
|
|
|
|
|
b. |
Een ketting is op hoogte 5
meter vastgemaakt. Het laagste punt van de ketting hangt 2 meter
boven de grond. Bereken de waarde van a voor deze
ketting. |
|
|
|
|
Gegeven zijn de functies
f(x) = (x2
- 2x +
1) • ex en g(x)
= 3ex + p
Bereken voor welke p de
grafieken van f en g elkaar raken. |
|
|
|
|
|
Gegeven is
de functie: |
|
f(x)
= e0,5 -
x² |
|
|
|
|
|
Een lijn raakt de grafiek van
f in het punt met x-coördinaat 1. Bereken
het snijpunt van deze raaklijn met de x-as. |
|
|
|
|
|
Gegeven zijn de functies: fp (x) = (4x
+ p) · ex² |
|
Voor welke p heeft de
grafiek van fp geen extreme
waarden? |
|
|
|
|
|
Gegeven is de functie f(x) = e5
- x²
Geef een vergelijking van het buigpunt van de grafiek van f |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
7. |
In ruimtesondes zoals Voyager, Galileo en Cassini wordt
stroom opgewekt door een hoeveelheid plutonium die door
natuurlijk verval warmte genereert. Een dergelijke
energiebron levert een gering vermogen maar gaat lang mee.
239Pu heeft een halveringstijd van 24 duizend jaar.
Voor het stralingsniveau geldt dan bij benadering (met t de tijd
in jaren) P(t) = P0 • e-0,000029t |
|
|
|
|
|
a. |
Bereken hoe lang het
duurt totdat van een hoeveelheid Plutonium nog maar 80% over is. |
|
|
|
|
|
b. |
Neem P0 =
100 en bereken P'(t) bij t
= 20000. Geef een interpretatie van dit getal. |
|
|
|
|
8. |
dr. Marcel Minnaert schreef een echte klassieker: "De
natuurkunde van het vrije veld", waarin hij allerlei "alledaagse"
verschijnselen natuurkundig verklaart. Zo ziet iemand die steeds verder
een bos inloopt in de verte nog licht van de bosrand tussen de stammen
door. Maar die hoeveelheid licht wordt steeds kleiner.
Minnaert vond het verband: I(l) = I0 •
e-NDl
Daarin is I de lichtintensiteit, I0 de intensiteit
aan de bosrand, N het aantal bomen per m2, D de diameter van
een boom op ooghoogte (in m) en l de afstand tot de bosrand (in
m).
Een bepaald bos heeft N = 0,9 en D = 0,12. |
|
|
|
|
|
a. |
Hoe ver moet je dit
bos inlopen zodat nog maar 30% van het licht van de bosrand te zien is? |
|
|
|
|
|
b. |
Op welke plaats vanaf
de bosrand neemt de intensiteit van het licht van de bosrand af met 1%
van I0 per meter? |
|
|
|
|
8. |
|
|
Welke fp heeft een extreme waarde bij x =
4? |
|
|
|
|
10. |
|
|
|
|
|
|
a. |
Toon aan dat de
grafieken van fp geen extremen hebben. |
|
|
|
|
|
b. |
Voor welke waarden
van p heeft de grafiek van fp géén snijpunten
met de grafiek van y = ex ? |
|
|
|
|
11. |
Gegeven is de
functie: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
a. |
Geef de coördinaten van het
minimum van f. |
|
|
|
|
|
b. |
Op de
grafiek van f ligt een punt A met x-coördinaat p
en een punt B met x-coördinaat -p.
Voor welke p staan de raaklijnen aan de grafiek van f in
de punten A en B loodrecht op elkaar? |
|
|
|
|
12. |
Gegeven zijn de
functies f(x) = x2 • e -0,5x en g(x)
= (x + 2) • e -0,5x
De lijn x
= p met p > 2 snijdt de grafiek van f in punt A en de grafiek van g
in B.
Bereken de maximale afstand AB. |
|
|
|
|
13. |
Examenopgave HAVO Wiskunde B, 2008.
De functie
f heeft een voorschrift dat een combinatie is van twee
functievoorschriften: |
|
|
|
De grafiek van f
bestaat dus ook uit twee delen.
Deze twee delen sluiten in het punt (2, 3) weliswaar precies op elkaar
aan, maar de hellingen van de twee grafiekdelen in dit punt zijn
verschillend. Zie de figuur hieronder. |
|
|
|
|
a. |
Bereken
met behulp van differentiëren hoe groot die hellingen zijn |
|
|
|
|
|
|
|
|
De grafiek uit
deze figuur wordt eerst evenwijdig aan de
x-as
en vervolgens
evenwijdig
aan de
y-as
zo verschoven dat de top
T
van de
grafiek in de
oorsprong
(0, 0) komt te liggen. |
|
Bij de nieuwe
grafiek die daardoor ontstaat,
hoort een
andere combinatie van twee functievoorschriften |
|
|
|
|
|
b. |
Geef een
functievoorschrift dat hoort bij het linkerdeel van de nieuwe grafiek.
Licht je werkwijze toe. |
|
|
|
|
14. |
Examenvraagstuk
HAVO Wiskunde B, 2003 Gegeven is de
functie f (x) = x • e -x |
|
|
|
|
|
a. |
Los op: -0,1 < f(x)
< 0,1. Rond de getallen in je antwoord af op twee decimalen. |
|
|
|
|
|
b. |
Bereken algebraïsch de exacte
coördinaten van de top van de grafiek van f. |
|
|
|
|
|
Op de grafiek van f
ligt rechts van de y-as een punt A(a , a • e -a).
Zie de figuur hieronder. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
De lijn p gaat door de
punten O(0,0) en A.
De richtingscoëfficiënt van p is 1/4 |
|
|
|
|
|
c. |
Bereken a. Rond
het antwoord af op drie decimalen. |
|
|
|
|
|
Een lijn evenwijdig aan de y-as
snijdt tussen O en A de grafiek van f in punt S en de lijn
p in punt T. |
|
|
|
|
|
d. |
Bereken hoe groot de lengte
van ST maximaal is. Rond het antwoord af op drie decimalen. |
|
|
|
|
15. |
Examenvraagstuk
VWO Wiskunde B, 2007 Als een patiënt een dosis van een
medicijn toegediend krijgt, zal de concentratie van
dit medicijn in het bloed eerst toenemen en daarna afnemen. Van
een bepaald medicijn wordt de concentratie C (in
mg/cm3) in het bloed gegeven
door de formule:
C(t) = 0,12
• t • e-0,5t
Hierbij is t het aantal uren na het toedienen
van één dosis van het medicijn.
Van dit medicijn is bekend dat het
werkzaam is zolang C groter is dan 0,035
mg/cm3. De tijd dat
het medicijn werkzaam is bij 1 keer toedienen is minder dan 6 uur. |
|
|
|
|
|
a. |
Bereken in minuten nauwkeurig
hoe lang het medicijn in dit geval werkzaam is. |
|
|
|
|
|
Er geldt: C
'(t) = 0,12 • (1
- 0,5t ) • e -0,5t
|
|
|
|
|
|
b. |
Toon dit aan. |
|
|
|
|
|
c. |
Bereken het
tijdstip waarop de concentratie het sterkst afneemt. |
|
|
|
|
|
Het medicijn wordt in gelijke doses
toegediend met tussenpozen van 6 uur. Omdat 6 uur na
de eerste keer toedienen van het medicijn een tweede dosis wordt
toegediend, geldt vanaf t = 6
tot t = 12 de
volgende formule voor de concentratie C*
(in mg/cm3) van het
medicijn in het bloed:
C*(t ) =
C(t ) + C(t
- 6)
Bij elke nieuwe dosis verandert de
formule voor de concentratie van het medicijn in het
bloed. In elke periode van 6 uur heeft de
concentratie van het medicijn in het bloed een maximale
waarde. De maximale waarde wordt in elke volgende periode van 6 uur
iets groter. Het medicijn kan schadelijke gevolgen
hebben als de concentratie boven de 0,11 mg/cm3
komt. |
|
|
|
|
|
d. |
Onderzoek of dit het geval is binnen 24
uur na het begin van het toedienen van het
medicijn. |
|
|
|
|
16. |
Examenvraagstuk
VWO Wiskunde B, 2008. De functie f
is gegeven door f
(x) = e-x² . Het
punt P(p,
e-p² ) ligt op de
grafiek van f, waarbij p > 0
.
Onder de grafiek van f ligt een
rechthoek PQRS met P en
Q op de grafiek en R en
S op de x-as.
Dus S is het punt ( p, 0 ). Zie
de figuur hiernaast.
Punt P
kan zo op de grafiek van f gekozen
worden dat PQ = PS. PQRS is dan een
vierkant. |
|
|
|
|
|
|
a. |
Bereken
de oppervlakte van dit vierkant. |
|
|
|
|
|
b. |
Bereken de waarde van p waarvoor de oppervlakte
van PQRS maximaal is. |
|
|
|
|
17. |
Examenvraagstuk VWO Wiskunde
B, 2010. Een condensator is een elektrische component waarin je
elektrische lading kunt opslaan.
Iemand heeft een elektrisch circuit met één condensator gemaakt waarin
geldt: als de lege condensator wordt opgeladen, neemt de
condensatorspanning toe van 0 tot een limietspanning volgens de formule: |
|
|
|
Hierin is: |
|
|
U de condensatorspanning
in Volt
t de oplaadtijd in seconden en
C de capaciteit van de condensator in Farad |
|
|
|
|
|
Een condensator met een
capaciteit van 0,01 farad wordt in dit circuit opgeladen. In de figuur
hiernaast is de
grafiek van deze U als functie van t getekend. |
|
|
|
|
|
a. |
Bereken met behulp van
differentiëren met welke snelheid (in volt per seconde) de spanning van
een condensator met een capaciteit van 0,01 farad toeneemt op tijdstip
t = 0 . |
|
|
|
|
Soms heb je niet
direct de beschikking over een condensator met de juiste capaciteit. Om
een kleinere capaciteit te krijgen, kun je meerdere condensatoren in
serie schakelen. |
|
|
Een serieschakeling van n condensatoren met
capaciteiten
C1, …, Cn heeft dezelfde werking als één
condensator met capaciteit Cs , waarbij geldt: |
|
|
|
|
|
Zo hebben bijvoorbeeld twee in
serie geschakelde condensatoren met een capaciteit van 0,01 farad
dezelfde werking als één condensator met een capaciteit van 0,005 farad.
We willen in het bovengenoemde circuit binnen een tijd van 10 seconden
een condensatorspanning van minstens 10 volt verkrijgen. We beschikken
over een groot aantal lege condensatoren, elk met een capaciteit van
0,01 farad. |
|
|
|
|
|
b. |
Onderzoek hoeveel van deze condensatoren ten
minste in serie geschakeld moeten worden om het gestelde doel te
bereiken. |
|
|
|
|
18. |
examenvraagstuk HAVO Wiskunde
B, 1989 (gewijzigd).
Gegeven is de functie f(x) = 10xe-x
voor 0 ≤ x
≤ 5.
Hieronder is de grafiek van die functie getekend. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
De grafiek van f begint
in O |
|
|
|
|
|
a. |
Bereken de hoek die de grafiek
in O met de x-as maakt (in graden nauwkeurig). |
|
|
|
|
|
b. |
Bereken algebraïsch de grootste
functiewaarde van f (in twee decimalen nauwkeurig). |
|
|
|
|
|
Op de grafiek van f ligt
een punt A zodanig, dat de hellingscoëfficiënt van de lijn OA
gelijk is aan 2.
De x-coordinaat van punt A is gelijk aan x = lnp |
|
|
|
|
|
c. |
Bereken algebraïsch
de waarde van p. |
|
|
|
|
19. |
examenvraagstuk VWO Wiskunde
B, 2015.
Voor a >
1 is de functie fa gegeven door:
fa(x) = a • ex
-
e2x
De grafiek van fa snijdt de x-as in
het punt S(lna ,0). De grafiek van fa heeft
één top: punt T. De loodrechte projectie van T op de x-as is
punt U. U ligt links van S op de x-as. Zie de figuur. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
De x-coördinaten
van de punten U en S zijn afhankelijk van de waarde van a.
Bewijs dat de
lengte van lijnstuk US onafhankelijk is van a. |
|
|
|
|
20. |
Gegeven zijn de functies
fp(x) = epx
De lijn y = e snijdt de grafiek van fp
in het punt A.
Toon aan dat de raaklijn in A aan de grafiek van fp
dan altijd door de oorsprong gaat. |
|
|
|
|
21. |
Gegeven zijn de functies
f(x) = e2x en
g(x) = e4x
|
|
|
|
|
|
a. |
Voor welke waarde van x
hebben de grafieken van f en g gelijke helling? |
|
|
|
|
|
b. |
Voor welke waarde van y is
de horizontale afstand tussen de grafieken van f en g
gelijk aan 1? |
|
|
|
|
22. |
Op de grafiek van de functie
f(x) = ex ligt een punt P
met x-coördinaat p (p < 1)
De raaklijn in P aan de grafiek van f snijdt de negatieve x-as
in punt B en de positieve y-as in punt A.
Bereken de maximale oppervlakte van driehoek OAB. |
|
|
|
|
|
23. |
examenvraagstuk WO Wiskunde B,
2018-I.
Voor elke waarde van a met a >
0 wordt de functie
fa
gegeven door fa(x)
= xeax
In onderstaande figuur zie je voor een aantal waarden van a
de grafiek van fa.
Ook is de lijn l met vergelijking y
= 1/e • x
weergegeven. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Voor elke waarde van a met a >
0 heeft de grafiek van
fa
precies één top.
Bewijs dat deze top op lijn l
ligt. |
|
|
|
|
24. |
Examenopgave VWO
Wiskunde B, 2021-II.
De functie f is gegeven door f(x)
= e-1/x voor x > 0
De raaklijn aan de grafiek van f in een punt P
snijdt de x-as in een punt S.
Zie onderstaande figuur. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
De x-coördinaat
van S hangt af van de positie van P op de grafiek van
f.
Er is een positie van P waarvoor de x-coördinaat van
S maximaal is.
Bereken exact
deze maximale waarde van de x-coördinaat van S. |
|
|
|
|
25. |
Examenopgave VWO
Wiskunde B, 2022-II.
De functie f
is gegeven door f(x) = x • ex
De punten P en Q liggen op de grafiek van f.
De x-coördinaat van P is p en de x-coördinaat
van Q is 2p.
Voor een bepaalde waarde van p heeft de lijn door
P en Q een richtingscoëfficiënt van 6.
Bereken
exact deze waarde van p. |
|
|
|
|
26. |
Examenopgave VWO
Wiskunde B, 2022-III.
De
functie f is gegeven door f(x)
= ex.
Op de grafiek van f ligt een punt P(
p, ep) met p > 0.
Zie de figuur. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
In de
figuur zijn ook de vierkanten V en W getekend.
Van vierkant V is P een hoekpunt en ligt een
zijde op de y-as. Van vierkant W is P
een hoekpunt en ligt een zijde op de x-as.
Voor elke waarde van p bekijken we de verhouding: |
|
|
|
|
|
|
|
Er is
een waarde van p waarvoor R maximaal is.
Bereken exact de
maximale waarde van R. |
|
|
|
|
27. |
In klein stadje krijgt men te
maken met een rattenplaag. Op het moment dat men daar
achter komt zijn er al 100 ratten. Het stadsbestuur
looft direct een bedrag uit voor elke dode rat die
ingeleverd wordt. Dat helpt niet direct: eerst blijft
het aantal ratten nog stijgen, maar na verloop van tijd
is de epidemie over zijn hoogste punt heen, en daalt het
aantal ratten weer. Het volgende model blijkt het aantal
ratten aardig te beschrijven: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Daarin is R het aantal ratten
en t de tijd in weken vanaf het ontdekken van de
plaag |
|
|
|
|
|
a. |
Bereken algebraïsch het
maximale aantal ratten |
|
|
|
|
|
b. |
Met welke snelheid (ratten per
dag) neemt het aantal ratten af op t = 4? Geef
een algebraïsche berekening. |
|
|
|
|
|
c. |
Op welk moment is de snelheid
waarmee het aantal ratten toeneemt maximaal? |
|
|
|
|
28. |
Een jongetje merkt na een
klein onderzoek, dat het aantal snoepjes dat hij bij St.
Maarten op een avond ophaalt nogal afhangt van hoeveel
andere kinderen er in de wijk lopen.
Hij stelt het volgende model op: S(k) = 65
• e-0,012k
Daarin is S het aantal snoepjes en k het aantal
kinderen. |
|
|
|
|
|
a. |
Bereken hoeveel
kinderen er maximaal mogen lopen als hij minstens 30
snoepjes wil krijgen. |
|
|
|
|
|
b. |
De eigenaar van de supermarkt
in de wijk is vooral geïnteresseerd in de totale
hoeveelheid snoep die in de wijk zal worden uitgedeeld.
Bereken de hoeveelheid snoep die maximaal zal worden
uitgedeeld. |
|
|
|
|
29. |
Gegeven is de functie f(x)
= x • e-x
Geef de vergelijking van de buigraaklijn (dat is de raaklijn in
het buigpunt) van de grafiek van f . |
|
|
|
|
30. |
De normale verdeling heeft
vergelijking |
|
|
|
|
|
|
|
Daarin zijn
μ
en σ constanten (μ
is het gemiddelde en σ de
standaarddeviatie)
Toon aan dat de buigpunten van deze verdeling zich bevinden bij x
=
μ + σ en
x =
μ
- σ |
|
|
|
|
31. |
De grafiek van de functie f(x)
= (x2
- a)e2x
heeft twee buigpunten.
Het eerste buigpunt bevindt zich bij x = 1
Geef de coördinaten van het tweede buigpunt. |
|
|
|
|
32. |
Gegeven is de functie f(x)
= 2x • e1
- x
Geef een vergelijking van de buigraaklijn van de grafiek van
f. |
|
|
|
|
33. |
Gegeven
zijn de functies fa(x) =
x2 •
e -ax |
|
|
|
|
|
a. |
Bereken
algebraïsch de x-coördinaten van de buigpunten van
f√2 |
|
|
|
|
|
b. |
De grafiek van fa
heeft twee verschillende buigpunten op horizontale afstand
√2 van elkaar. Bereken a |
|
|
|
|
34. |
examenvraagstuk VWO Wiskunde B,
1986. Met domein R is
voor elke p ∈ R gegeven de functie
fp : x →
(2x2 + px)e-x
De lijn x = 5 snijdt Kp
loodrecht.
Bereken p. |
|
|
|
|
35. |
examenvraagstuk VWO Wiskunde B,
1987. Van R naar R zijn gegeven de functies: |
|
|
|
|
|
|
|
Ten opzichte van
een rechthoekig assenstelsel Oxy is F de grafiek van f en
Gp de grafiek van gp.
F snijdt Gp
loodrecht.
Bereken p. |
|
|
|
|
36. |
examenvraagstuk VWO Wiskunde B,
1999. |
|
|
|
|
|
Met domein R zijn de
functies f en g gegeven door: |
|
|
|
|
|
|
|
|
Hiernaast zijn de grafieken
van f en g getekend.
De lijn x = p snijdt de grafiek van f in het
punt A en de grafiek van g in het punt B. |
|
|
|
|
|
Bewijs dat de raaklijn in A
aan de grafiek van f loodrecht staat op de raaklijn in B aan
de grafiek van g. |
|
|
|
|
|
|
|
|
©
h.hofstede (hhofstede@hogeland.nl) |
|
|
|
|