|
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|
|
Meer opgaven |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Vereenvoudig de volgende
uitdrukkingen zoveel mogelijk: |
|
|
|
|
|
a. |
|
|
|
|
|
|
b. |
|
|
|
|
|
|
c. |
|
|
|
|
|
|
d. |
|
|
|
|
|
|
Het valt een
rijschoolhoudster op dat het percentage meisjes dat de eerste keer
slaagt voor het Centraal Rijexamen steeds groter wordt, terwijl het
percentage jongens dat de eerste keer slaagt steeds kleiner wordt.
Zij stelt de volgende twee formules op: |
|
|
|
|
|
|
|
Daarin zijn J
en M de percentages jongens/meisjes die slagen, en t is de
tijd in jaren met t = 0 in 2005 |
|
|
|
|
|
a. |
Hoeveel is het
aantal meisjes dat direct slaagt in 2015 kleiner dan het aantal
jongens dat direct slaagt? |
|
|
|
|
|
b. |
In welk jaar zal het
percentage Jongens dat direct slaagt gelijk zijn aan het percentage
meisjes dat direct slaagt als deze formules blijven gelden? |
|
|
|
|
|
c. |
De formule voor J(t)
heeft een iets andere vorm dan die voor M(t), want
daar staat nog 5,2 in.
Verander de formule voor J(t) zodanig dat die
dezelfde vorm krijgt als die voor M(t). |
|
|
|
|
|
Een
energieleverancier houdt nauwkeurig bij hoeveel particuliere klanten
voor elektriciteit ze elk jaar op 1 januari hebben.
Dat aantal blijkt af te hangen van het aantal klanten het jaar ervoor en
ook van de prijzen die men vraagt.
Men ontwikkelt de volgende formule: |
|
|
|
Daarin is
n het aantal klanten in het vorige jaar, en c een
constant getal.
De eerste breuk geeft aan hoeveel klanten er bij komen, en de
tweede breuk geeft aan hoeveel klanten er weg gaan.
c is een getal dat afhangt van de prijs die men vraagt,
waarbij c = 1 de gemiddelde prijs van alle energiemaatschappijen
op de markt is. |
|
|
|
|
|
a. |
Hoeveel procent van
de klanten gaat er weg als c =
1,2 ? |
|
|
|
|
|
Als c
een constant getal zou zijn, dan was de formule voor N te
schrijven als een lineaire formule |
|
|
|
|
|
b. |
Neem c
= 0,6 en schrijf de formule voor K in de vorm
K = an + b |
|
|
|
|
|
c. |
Voor welke
c is de formule te schrijven als K = 0,79
• n + b ?
Hoe groot is b dan? |
|
|
|
|
|
d. |
Neem c
= 0,7
In een jaar is het aantal klanten gelijk aan 90000
Hoeveel was het aantal het jaar ervoor? Rond af op duizenden. |
|
|
|
|
|
|
|
|
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|