|  |  | 
    
      |  | © 
				h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) | 
    
      |  |  | 
    
      | 1 | Aan een groot voetbaltoernooi 
		doen een heleboel buitenlandse ploegen mee. Het is een knock-out toernooi, en dat betekent dat alleen de winnaars 
		doorgaan naar de volgende ronde, wie verliest valt af en elke wedstrijd 
		moet een winnaar en een verliezer opleveren (desnoods door 
		strafschoppen).
 
 Op een gegeven moment zijn er nog 8 teams over:  2 Engelse teams, 1 
		Nederlands team, 1 Frans team en maar liefst 4 Spaanse teams.
 Er wordt geloot wie tegen wie moet spelen in de volgende ronde. Daarbij 
		heeft elk team een even grote kans om tegen elk ander team te moeten 
		spelen.
 
 Hoe groot is de kans dat alle Spaanse teams tegen elkaar moeten spelen 
		in de volgende ronde?
 | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      | 2. | Een klein 
		restaurant heeft een menukaart met daarop de keuze uit 8 voorgerechten, 
		6 hoofdgerechten en 10 nagerechten. Twee mensen bestellen onafhankelijk 
		van elkaar een voorgerecht, een hoofdgerecht en een nagerecht. Hoe groot is de kans dat zij precies twee dezelfde gerechten hebben besteld?
 | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      | 3. | Ik heb 
		een schaaltje met 20 muntstukken. 12 daarvan zijn zuiver, en 
		hebben een kans op kop 50% en munt ook 50%. De andere 8 zijn vals, en 
		hebben een kans op kop 60% en munt 40%. | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | a. | Ik kies 
		willekeurig een munt en gooi die op. Wat is de kans op KOP? | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | b. | Ik 
		kies willekeurig twee munten en gooi die op. Wat is de kans op beiden 
		MUNT? | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  |  | 
    
      | 4. | Hieronder zie je een kansboom, waarvan alle takken zijn getekend. Van twee takken is de totale kans al uitgerekend. Die staat daar 
		onderaan. Bereken de kansen op de andere takken.
 | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | 
		 | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      | 5. | Een muis heeft drie kamers om kaas in te zoeken. Als de muis kamer 1 binnengaat zal hij de kaas na 3 minuten 
				vinden.
 Als de muis kamer 2 binnengaat zal hij 4 minuten zoeken en niets 
				vinden. In dat geval verlaat hij de kamer.
 Als de muis kamer 3 binnengaat zal hij 5 minuten zoeken en niets 
				vinden. In dat geval verlaat hij de kamer.
 
 Als de muis kamer 2 of 3 heeft verlaten kiest hij willekeurig 
				een nieuwe kamer om binnen te gaan (het kan best wéér kamer 2 of 
				3 zijn).
 
 Wat is de kans dat de muis in 12 minuten of minder de kaas vindt?
 | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      | 6. | Vier 
		personen A, B, C spelen met een zuivere dobbelsteen. Als er 1 of 2 of 3 wordt gegooid, krijgt A een punt.
 Als er 4 of 5 wordt gegooid, krijgt B een punt.
 Als er 6 wordt gegooid, krijgt C een punt.
 Degene die het eerst twee punten heeft is winnaar.
 | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | a. | Bereken de kans 
		dat B in twee worpen wint. | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | b. | Bereken de kans 
		dat C in precies drie worpen wint. | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | c. | Bereken de kans 
		dat A in precies 4 worpen wint. | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      | 7. | Een 
		bezoeker aan een dancing heeft in zijn portemonnee 6 munten van 1 euro 
		en 8 munten van 50 eurocent. Om naar binnen te mogen moet hij € 2,00 
		betalen. Hij pakt aselect één voor één een munt uit zijn portemonnee en geeft 
		deze aan de kassajuffrouw. Hij gaat door totdat hij voldoende geld uit 
		zijn zak heeft gehaald om de disco binnen te kunnen (gepast hoeft dus 
		niet).
 | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | a. | Bereken de kans dat hij meer dan 3 munten moet pakken. | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | b. | Bereken de kans 
		dat hij gepast gaat betalen. |  | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      | 8. | Het 
		feit of het op een bepaalde dag regent of niet hangt af van hoe dat de 
		vorige dag was. De volgende kansen blijken te gelden:
 Als het op een dag regent is de kans dat het de dag daarna wéér regent 
		gelijk aan 0,57, dus de kans dat het die volgende dag droog is is 0,43.
 Als het op een dag droog is, is de kans dat het de dag daarop wéér droog 
		is gelijk aan 0,68, dus de kans dat het de volgende dag regent is dan 
		0,32.
 
 Vandaag is het maandag, en regent het.
 Hoe groot is de kans dat het precies twee van de drie komende dagen 
		(dinsdag, woensdag, donderdag) óók regent?
 | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      | 9. | Een conciërge van een middelbare 
		school heeft een sleutelbos met daaraan 10 verschillende sleutels. En man is wat dement aan het worden en weet niet meer goed welke sleutel 
		bij welk slot hoort.
 Als hij een deur moet openmaken probeert hij gewoon één voor één de 
		sleutels totdat hij de goede heeft. Hij is nog wél zo slim bij te houden 
		welke sleutel hij al heeft geprobeerd, zodat hij niet twee keer dezelfde 
		zal proberen.
 | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | a. | Hoe groot is de kans dat hij een 
		deur bij de vierde sleutel open krijgt? | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | b. | De conciërge beweert dat het niet 
		vaak zal voorkomen dat hij de deur pas bij de laatste sleutel zal open 
		krijgen. Dat zou wel érg toevallig zijn! De kans dat het de vierde keer 
		lukt zal zeker groter zijn! Geef een wiskundig commentaar.
 | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | Helaas; de man takelt 
		steeds verder af, en is op een gegeven moment al zo ver dat hij niet 
		meer bijhoudt welke sleutel hij al heeft geprobeerd. Elke keer kiest hij 
		weer een willekeurige sleutel van zijn bos. | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | c. | Hoe groot is nu de 
		kans dat hij een deur bij de vijfde poging open krijgt? | 
    
      |  |  |  | 
    
      | 10. | examenvraagstuk 
		HAVO wiskunde A, 1995. |  | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | Bij het examen voor vinoloog 
		(wijnkenner) moeten de kandidaten wijnen herkennen door te proeven. Uit 
		een artikel komt de volgende tekst. | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  |  | 'De 
		examenkandidaten hebben zich een jaar lang op deze proeverij voorbereid. 
		Het zijn bijna allemaal vaklui: restauranteigenaars, wijnimporteurs, 
		slijters. De opdracht lijkt simpel: combineer de 12 op het papier genoemde wijnen 
		met het juiste glas. Om de slagen wordt genoegen genomen met 9 juiste 
		combinaties. Dat dit in de praktijk een hels karwei is blijkt wel uit 
		het geringe aantal kandidaten dat succesvol is: gemiddelde zo'n 30 
		procent'.
 | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | In deze opgave kijken we naar de 
		kans dat iemand die helemaal geen verstand van wijnen heeft het examen 
		haalt. Omdat hij uitsluitend gokt noemen we hem een gokker. Er 
		staan volgens bovenstaande tekst 12 glazen met wijn op tafel. Iedere 
		deelnemer krijgt 12 kaartjes met de namen van die wijnen. De opdracht 
		is: leg bij elk glas het goede kaartje. De gokker legt zijn kaartjes dus 
		in willekeurige volgorde bij de verschillende glazen. | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | a. | Op hoeveel verschillende 
		manieren kan de gokker de kaartjes neerleggen? | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | Om het iets gemakkelijker te 
		maken heeft de examencommissie de 12 wijnen in 4 groepjes van 3 
		verdeeld. Bij elk groepje liggen 3 kaartjes met de namen van die drie 
		wijnen. De opdracht aan de kandidaat is om bij elk groepje de kaartjes 
		bij het juiste glas te leggen. | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | 
		 | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | Bij één groepje van drie wijnen en 
		bijbehorende kaartjes kan voor de gokker de volgende kansentabel 
		opgesteld worden: | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | 
			
				
					| aantal goed neergelegde kaartjes | 0 | 1 | 2 | 3 |  
					| kans op dat aantal | 2/6 | 3/6 | 0 | 1/6 |  | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | b. | Leg uit dat de kans op 2 goed neergelegde 
		kaartjes 0 is, en dat de kans op 3 goed neergelegde kaartjes 
		1/6 
		is. | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | c. | Bereken de kans dat de gokker in deze 
		situatie (4 groepjes van 3) alle 12 kaartjes goed neerlegt. | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | In de volgende figuur is een mogelijk 
		verloop van het examen in beeld gebracht. Het is de 'route' 3-1-0-3  
		met in totaal 7 goed geraden wijnen. | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | 
		 | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | Om te slagen moeten er minstens 9 wijnen 
		goed geraden worden. | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | d. | Schrijf alle routes op met 9 of meer goed 
		geraden wijnen. | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | e. | Bereken de kans dat een gokker slaagt. | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      | 11. | examenvraagstuk 
		HAVO Wiskunde A, 1997. | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | Als een enquête over een gevoelig 
			onderwerp gaat, zoals sex, misdaad of drugs, dan stuit de 
			onderzoeker op problemen. Mensen zijn bij dit soort onderwerpen niet 
			geneigd om zomaar alles over zichzelf te vertellen. Sommige mensen 
			geven geen antwoord op dit soort vragen. Dit verschijnsel heet 
			non-respons. | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | a. | Leg uit waarom een grote 
			non-respons ongunstig is voor het onderzoek. | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | Bij vragen over gevoelige 
			onderwerpen komt het ook voor dat mensen geen eerlijk antwoord 
			geven. Als de ondervraagden er van overtuigd zijn dat niet te 
			achterhalen is hoe ze hebben geantwoord, zullen ze wel eerlijk 
			willen antwoorden. Daartoe wordt gebruik gemaakt van een 'neutrale' 
			vraag, bijvoorbeeld de vraag "Bent U in de maand april jarig?"  
			een deel van de ondervraagden beantwoordt de gevoelige vraag, 
			anderen beantwoorden de 'neutrale' vraag. Alleen de ondervraagde 
			zelf weet welke vraag hij heeft beantwoord. De onderzoeker neemt 
			aan dat de kans dat een willekeurige deelnemer aan de enquête in 
			april jarig is, gelijk is aan 0,082 | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | b. | Leg uit hoe de onderzoeker 
			aan het getal 0,082 komt. | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | Een enquête, waarbij men wil 
			uitzoeken hoeveel procent van de bevolking wel eens zonder geldig 
			kaartje reist, wordt nu als volgt opgezet. Op een tafel staat een vaas met 15 rode en 35 blauwe ballen. 
			Daarnaast liggen enquêteformulieren zoals hieronder afgebeeld.
 | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | 
		 | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | Zonder dat de onderzoeker 
			het kan zien pakt de deelnemer aan deze enquête blindelings een bal 
			uit de vaas. Daarna vult hij het formulier in en legt de getrokken 
			bal terug. | 
    
      |  | Zo kan de onderzoeker 
			onmogelijk weten of de ondervraagde vraag 1 of vraag 2 heft 
			beantwoord. Toch kan de onderzoeker bepaalde conclusies uit de 
			enquête trekken. In de figuur hiernaast is deze onderzoeksopzet 
			schematisch weergegeven. 
 De enquête werd door 1257 mensen ingevuld. We nemen aan dat iedereen 
			een eerlijk antwoord gaf.
 
 Stel dat 9% van degenen die vraag 2 moesten beantwoorden "JA" heeft 
			ingevuld. Van degenen die vraag 1 moesten beantwoorden heeft ook een 
			aantal "JA" ingevuld.
 | 
		 | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | c. | Hoeveel keer "JA" mag men in 
			totaal bij deze enquête verwachten? Licht je antwoord toe. | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | De onderzoeker weet 
			uiteraard niet hoeveel procent van degenen die vraag 2 moesten 
			beantwoorden "JA" heeft ingevuld. Anders was de enquête niet nodig 
			geweest. Hij moet dit juist uit het totaal aantal keren "JA" 
			afleiden. Stel dat in totaal 75 keer "JA" werd geantwoord.
 | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | d. | Maak op grond van deze 
			uitkomst een schatting van het percentage mensen dat "in de 
			afgelopen drie maanden wel eens met opzet zonder geldig kaartje met 
			het openbaar vervoer reisde". Licht je werkwijze toe. | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      | 12. | Examenvraagstuk 
		VWO Wiskunde A, 2006. 
 Schoenwinkel Boermans bestaat
        40 jaar. Om dat te vieren overweegt eigenaar Boermans om een actie met
        kraskaarten te houden. Iedere klant die voor tenminste 50 euro in de
        winkel besteedt krijgt een kraskaart. Op elke kraskaart komen acht
        vakjes die open gekrast kunnen worden. In zes willekeurig gekozen vakjes
        staat het woord 'jammer!'. In de andere twee vakjes staat het gezicht
        van Boermans afgebeeld. De klant mag naar keuze twee vakjes openkrassen.
        Indien een klant tenminste éénmaal het gezicht van Boermans te
        voorschijn krast, dan levert dat de klant een cadeaubon op.
 Een klant die een kraslot mag gaan krassen heeft een kans van 26/56
        op een cadeaubon.  | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | a. | Laat met een berekening zien dat deze kans
        juist is. | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | Het is mogelijk dat de vijfde
        klant die op een dag gaat krassen de eerste klant is die op die dag een
        cadeaubon wint. | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | b. | Bereken de kans dat dit gebeurt. | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | Boermans verwacht dat hij per
        dag gemiddeld 13 cadeaubonnen zal moeten uitdelen. Deze verwachting
        baseert hij op het gemiddelde aantal klanten per dag die in het verleden
        50 euro of meer besteedden. | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | c. | Bereken dit gemiddelde aantal klanten per
        dag waarvan Boermans is uitgegaan. | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      | 13. | De schatbewaarder van de
                koning heeft de opdracht gekregen om elk  van 100 kruiken
                te vullen met 100 goudstukken. De man is echter een bedrieger en
                vervangt in elke kruik één goudstuk door een muntstuk van
                nepgoud (zodat hij zelf met 100 goudstukken naar huis gaat). De
                koning vermoedt echter bedrog en gaat de zaak controleren. De
                koning wil kiezen uit twee controlemethoden: •  Bij methode 1 neemt hij uit elke kruik één munt
                en kijkt of deze vals is.•  Bij methode 2 neemt hij uit 25 kruiken elk 4 munten
                (in één greep) en kijkt of er valse bij zijn.
 Bij beide methoden onderzoekt de koning dus 100 munten. Toch
                vraagt hij zich af of de twee methoden even goed zijn.
                 Bereken voor beide methodes de kans dat de schatbewaarder
                betrapt zal worden. | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      | 14. | Vlaamse 
		Olympiade. 
 In de laatste finaleweek van de quiz "De slimste mensaap ter wereld"  
		zijn nog zes apen in de running:  De mannetjes Choco en Chico en de 
		wijfjes  Dipsie, Dixie, Dinky en Diggie.
 Elke dag strijden drie apen tegen elkaar.
 Op de eerste drie dagen valt er telkens één aap definitief af,  en 
		de dag erna komt er een andere aap in de plaats.
 Op donderdag wint één van de drie overblijvende apen de grote finale.
 Op maandag starten Dipsie, Dixie en Choco.
 Daarna komen Dinky (dinsdag), Chico (woensdag) en  Diggie 
		(donderdag) er telkens bij als nieuwe kandidaat.
 Als je weet dat de 6 apen allen even sterke quizzers zijn, hoe groot is 
		dan de kans dat een mannetje de finale wint?
 | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      | 15. | Vlaamse 
		Olympiade. 
 In de figuur zie je een gebouw met vier kamers.
 Adrian staat binnen en gaat drie keer willekeurig door een deuropening.
 Wat is de kans dat hij daarna opnieuw binnen staat?
 | 
		 | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      | 16. | Vlaamse 
		Olympiade. 
 Kies een willekeurig getal x uit  [0, 5]  
		en een willekeurig getal y uit  [0,2]
 Hoe groot is de kans dat x groter is dan y?
 | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      | 17. | Een dobbelsteen is 
		gemaakt door op een kubus zelfklevende stippen te plakken. Helaas is één van deze stippen eraf gevallen.
 
 Hoe groot is nu de kans om met deze dobbelsteen 5 te gooien?
 | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | 
    
      | © 
				h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) | 
    
      |  |  |  |  |