© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)

Standaardafwijking
       
We hebben al twee manieren besproken  om iets over de breedte van een verdeling te zeggen, en dat zijn de spreidingsbreedte en de kwartielafstand.
De spreidingsbreedte was gewoon de totale breedte, en de kwartielafstand was de breedte van de middelste 50%  van alle metingen (de afstand tussen het eerste kwartiel en het derde kwartiel).
Hieronder zie je beiden bij een symmetrische verdeling weergegeven:
       

       
Beiden hebben hun voor- en nadelen.
De spreidingsbreedte heeft het nadeel dat één klein staafje ver naast de rest (een "uitschieter") de breedte nogal kan beďnvloeden.
Maar ja, de kwartielafstand heeft weer het nadeel dat maar de helft van alle metingen wordt meegeteld.

Er is een soort tussenvorm te gebruiken, die toch een iets groter deel van de metingen meetelt, en dat is de standaardafwijking. Daar wordt meestal de letters  s (de Griekse s) voor gebruikt.
Ik kan alvast zeggen dat de standaardafwijking in de meeste steekproeven ongeveer 70% van de metingen meetelt, maar in de volgende les zullen we daar verder op in gaan.

Deze les gaan we verder bekijken hoe je die standaardafwijking met je GR kunt berekenen.

Neem de volgende frequentietabel van de eindrapportcijfers van een klas:
       
cijfer 3 4 5 6 7 8 9 10
frequentie 1 2 6 10 12 5 3 1
       
Voer de cijfers in in de lijsten van je GR:
STAT - EDIT
L1 =  3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10
L2 =  1, 2, 6, 10, 12, 5, 3, 1
STAT - CALC - 1: 1-Var-Stats  en dan:
     List:  L1
     FreqList:  L2
     Calculate
ENTER 
geeft dan een hele lijst gegevens.
Eentje daarvan is σx = 1.465435089

Dat is de standaardafwijking.

Wat houdt dat dan ongeveer in?

Als je vanaf het gemiddelde (dat is 6,55 dat is de bovenste van de lijst getallen in je GR) een stapje van grootte s naar rechts gaat en ook een stapje van grootte s naar links, dan zit daartussenin ongeveer 70% van al je metingen.
Dat staat getekend in onderstaande figuur.
       

       
Bedenk:



Die 70% is ongeveer.
We gebruiken dit vooral bij ongeveer symmetrische verdelingen. Meer daarover in de volgende les.
s is een maat voor de breedte van de verdeling. Hoe groter s, des te breder is het histogram
       
Klassenindelingen.

Nou daar valt niet veel nieuws over te melden.
Het enige is dat je bij het invoeren in de GR moet doen alsof alle metingen het klassenmidden zijn.
Dus bij L1 zet je de klassenmiddens.
 

klassenindeling:    klassenmiddens gebruiken !

       
 
                                       
  OPGAVEN.
       
1. Een atlete heeft tijdens 10 achtereenvolgende trainingen steeds direct na een 400-meterloop haar polsslag gemeten.
Dat leverde de volgende serie waarden op:

          100 - 112 - 120 - 105 - 145 - 132 - 110 - 156 - 194 - 134
       
  a. Bereken de standaardafwijking van deze waarden.
       
  b. De waarde 194 is wel érg hoog. De atlete vermoedt daarom dat zij een meetfout heeft gemaakt. Hoe groot zou de standaardafwijking zijn geweest zonder deze meetwaarde?
       
2. In de volgende tabel staan de hoogten van een groot aantal bomen in een bos.
       
 
hoogte  4-<8  8-<12 12-<16 16-<20 20-<24 24-<28 28-<32 32-<36 36-<40
frequentie 14 20 36 58 43 22 12 8 2
       
  a. Bereken de standaardafwijking van deze hoogten.
       
  b. Controleer of de 70%-regel ongeveer klopt.
       
  c. Hoe groot zou de standaardafwijking zijn als een klassenbreedte van 8 was gekozen in plaats van 4?
Bereken dat voor het geval de eerste klasse gelijk is aan  0-<8
       
3. In het dubbele steel- en bladdiagram hiernaast staan de proefwerkcijfers van een klas, gesplitst naar meisjes en jongens.

     
  a. Probeer zonder een berekening te maken in te schatten wie de grotere standaardafwijking heeft (de jongens of de meisjes).
       
  b. Controleer je antwoord op de vorige vraag met een berekening.
       
  c. Ga met een berekening na of de standaardafwijking van de hele groep jongens en meisjes sámen gelijk is aan de standaardafwijking van de jongens plus die van de meisjes.
       
4. Hieronder staan van een grote groep studenten de cijfers voor een wiskundetoets en een natuurkundetoets.
       
 

       
  a. Welk toets had het hoogste gemiddelde? Leg uit!
       
  b. Welke toets had de grootste standaardafwijking? Leg uit!
       
 

© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)