|   | 
				
				 © h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
		  | 
			 
		 
		 
		 | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      | 1. | 
      Examenvraagstuk 
		HAVO Wiskunde A, 2010. | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      |   | 
      Er bestaan methoden om tijdens 
		de zwangerschap het gewicht van het ongeboren kind te schatten. 
		Van een baby die bij zijn geboorte 3480 gram woog, is in de figuur 
		hiernaast het gewicht vóór de geboorte weergegeven.Uit de figuur blijkt dat het 
		gewicht van het ongeboren kind tot week 30 bij benadering exponentieel 
		toeneemt. 
		Je kunt aflezen dat het gewicht na 20 weken van de zwangerschap 350 gram 
		is en na 30 weken 1500 gram.  | 
      
		  | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
    
    
      |   | 
      a. | 
      Bereken het groeipercentage per 
		week in één decimaal nauwkeurig. Ga daarbij uit van het gewicht na 20 
		weken en het gewicht na 30 weken. | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		
		 | 
    
    
      |   | 
      Voor de eerste tien weken van de 
		zwangerschap is het gewicht niet af te lezen in de figuur. Toch kunnen 
		we, als we weten dat het gewicht na 20 weken zwangerschap 350 gram is en 
		als we uitgaan van exponentiële groei met een groeipercentage van 16% 
		per week, het gewicht ook in de eerste tien weken berekenen. | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      |   | 
      b. | 
      Bereken het gewicht na acht 
		weken zwangerschap. | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		
		 | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      | 2. | 
      Examenvraagstuk VWO Wiskunde 
		C, 2012. | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      |   | 
      In de tabel 
		hiernaast zie je het aantal aangereden wilde zwijnen op de Veluwe in 
		de periode 2005-2007. Dit aantal groeit bij benadering exponentieel.  
		Indien we 
		veronderstellen dat de groei zich na 2007 op deze wijze blijft 
		voortzetten, kunnen we een formule opstellen die het aantal aangereden 
		wilde zwijnen 
		
		Z 
		uitdrukt in de tijd 
		t 
		met 
		t 
		in jaren en 
		t = 
		0 in 2005.  | 
      
		
			
				
					| jaar | 
					2005 | 
					2006 | 
					2007 | 
				 
				
					| aangereden wilde zwijnen | 
					131 | 
					275 | 
					578 | 
				 
			 
		 
		  | 
    
    
      |   | 
      Stel deze formule 
		op en bereken met deze formule in welk jaar er voor het eerst meer dan 
		1700 wilde zwijnen aangereden worden.  | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		
		 | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      | 3. | 
      examenvraagstuk HAVO Wiskunde 
		A, 1999. Tot in het begin van deze eeuw werd er 
			ijverig jacht gemaakt op de havik. Rond de jaren veertig zag de 
			havik kans zich uit te breiden. Als gevolg van het toenemende 
			gebruik van insecticiden en ontsmettingsmiddelen bereikte het aantal 
			haviken aan het eind van de jaren zestig een dieptepunt. Het verbod 
			op enkele van deze middelen zorgde ervoor dat vanaf het begin van de 
			jaren zeventig het aantal haviken weer toenam. In onderstaande 
			figuur zien we de aantallen haviken zoals die vanaf 1966 in 
			Zuidwest-Drenthe vastgesteld werden.    | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      |   | 
      
		 
		   | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      |   | 
      In deze figuur is te zien dat gedurende 
			de periode 1970-1982 het aantal haviken steeds sneller toeneemt. 
			Men kan het aantal haviken gedurende deze periode vrij goed met een 
			exponentiële groei beschrijven.Stel een formule op die deze 
			exponentiële groei beschrijft tussen de jaren 1970 en 1982. Neem 
			hierbij de tijd t in jaren met t = 0 in 1970.  | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      | 4. | 
      Examenvraagstuk HAVO Wiskunde 
		B, 2014. 
		 
		Getint glas laat slechts een deel van 
			het invallende licht door. 
			De hoeveelheid doorgelaten licht neemt exponentieel af met de dikte 
			van het glas: hoe dikker het glas, hoe minder licht wordt 
			doorgelaten. 
			 
			Voor een bepaald soort getint glas geldt dat het bij een dikte van 1 
			mm 90% van het licht doorlaat. Bij een zekere grotere dikte van 
			hetzelfde soort glas zal nog maar 50% van het licht worden 
			doorgelaten. | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      |   | 
      a. | 
      Bereken deze dikte in mm. Rond je 
			antwoord af op één decimaal. | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		
		 | 
    
    
      |   | 
      De extinctie geeft de mate aan 
			waarin getint glas invallend licht opneemt. | 
    
    
      |   | 
      
			 
			   | 
    
    
      |   | 
      Hierin is Lin de 
			hoeveelheid invallend licht en Luit de hoeveelheid 
			doorgelaten licht. | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      |   | 
      b. | 
      Een ruit van getint glas neemt 15% van het invallende licht op. Bereken de extinctie van deze ruit. Geef 
			je antwoord in twee decimalen nauwkeurig. | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		
		 | 
    
    
      |   | 
      De extinctie hangt af van de dikte van 
			het foto getinte glas en van de concentratie absorberende stof in 
			het glas. Voor een bepaald type autoruit geldt: E = 0,1 • C • d 
			Hierin is C de concentratie van de absorberende stof (in mol per 
			liter) en d de dikte van het glas in mm. 
			 
			Voor getinte autoruiten gelden wettelijk vastgestelde eisen. 
			Voorruiten moeten minimaal 75% van het invallende licht doorlaten. 
			Een fabrikant wil getinte voorruiten van 6 mm dik maken die precies 
			75% van het invallende licht doorlaten. | 
      
		 
		   | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      |   | 
      c. | 
      Bereken op algebraïsche wijze de 
			concentratie absorberende stof in deze ruiten. Rond je antwoord af 
			op één decimaal. | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		
		 | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      | 5. | 
      Examenvraagstuk 
		VWO Wiskunde A, 2014. 
		 
		In de 23 weken van 19 april tot 27 september 2012 groeide de 
		Nederlandstalige Wikipedia uit van 1038340  tot 1120987 artikelen. 
		Neem aan dat het aantal artikelen vanaf 19 april exponentieel groeide en 
		in de toekomst met dezelfde factor blijft groeien. | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      |   | 
      a. | 
      Bereken het aantal 
		artikelen op 19 april 2014. | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		
		 | 
    
    
      |   | 
      De relatief grote 
		omvang van de Nederlandstalige Wikipedia is voor een deel te verklaren 
		door het grote aantal door computers gegenereerde artikelen.
		In januari 2013 werd vastgesteld dat een derde deel van alle artikelen 
		door computers gegenereerd was. Het aantal gewone artikelen groeide op 
		dat moment exponentieel met een jaarlijkse toename van 5%. Het aantal 
		computerartikelen groeide echter jaarlijks met 17%. Veronderstel dat de 
		groei van beide soorten artikelen zich de jaren erna op dezelfde wijze 
		voortzet. | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      |   | 
      b. | 
      Bereken na hoeveel 
		jaar er meer computergegeneerde artikelen zullen zijn dan gewone 
		artikelen. Geef je antwoord in maanden nauwkeurig. | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		
		 | 
    
    
      | 6. | 
      Examenvraagstuk 
		HAVO Wiskunde B, 2021-III. | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      |   | 
      In een smartphone 
		zit een processor. Zo’n processor bestaat meestal uit veel uiterst 
		kleine transistors. Het aantal transistors in een processor is in de 
		loop van de jaren enorm toegenomen.  
		 
		Een producent van smartphones bracht in september 2013 een telefoon op 
		de markt met een processor die 1 miljard transistors bevatte. Diezelfde 
		producent heeft elk opvolgend jaar, steeds in september, een nieuwe 
		telefoon uitgebracht. In 2018 bracht deze producent een telefoon uit met 
		een processor die 6,9 miljard transistors bevatte.  | 
      
		  | 
    
    
      |   | 
      Neem aan dat het aantal 
		transistors in een processor in de tussentijd exponentieel groeide en 
		dat deze groei zich in de jaren daarna voortzette. Je kunt dan voor de 
		telefoon die de producent in 2021 uitbrengt, berekenen hoe groot het 
		aantal transistors is dat de processor van die telefoon zal bevatten.  | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      |   | 
      a. | 
      Bereken dit aantal 
		in miljarden. Geef je eindantwoord als geheel getal. | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		
		 | 
    
    
      |   | 
      Op 1 januari 1992 
		was de prijs per miljoen transistors 222 dollar. Vanaf dat moment nam de 
		prijs per miljoen transistors af met 32% per jaar. Er komt een moment 
		dat de prijs per miljoen transistors voor het eerst minder is dan 0,1 
		dollarcent, dus minder dan 0,001 dollar. | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      |   | 
      b. | 
      Bereken in welk 
		jaar dat het geval is. | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		
		 | 
    
    
      | 7. | 
      Examenvraagstuk HAVO Wiskunde 
		B, 2022-I | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		  | 
    
    
      |   | 
      Een 
					crank is het verbindingsstuk tussen de trap-as van de fiets 
					en het pedaal. Zie de figuur hiernaast.  
					 
					Cranks bestaan in verschillende lengtes. Een fietser met 
					lange benen heeft baat bij een langere crank. Zo wordt aan 
					iemand met een binnenbeenlengte van 75 cm een cranklengte 
					van 166 mm geadviseerd. Aan iemand met een binnenbeenlengte 
					van 97 cm wordt een cranklengte van 180 mm geadviseerd.  | 
      
		 
		   | 
    
    
      |   | 
      Er is 
					een verband tussen de binnenbeenlengte B in cm en de 
					geadviseerde cranklengte L in mm. Dit verband is te 
					benaderen met een formule van de vorm L = a •
					Bn. Met de bovenstaande gegevens bij 
					binnenbeenlengtes 75 cm en 97 cm zijn de waarden van a 
					en n te bepalen. 
		 
		Bereken 
					volgens deze formule de geadviseerde cranklengte in mm bij 
					een binnenbeenlengte van 86 cm. Geef je eindantwoord in hele 
					mm.  | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		
		 | 
    
    
      |   | 
        | 
        | 
      
		
		  | 
    
    
      | 
				 © h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
		  |