|
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|
|
|
|
|
|
1. |
Iemand trekt een kano
aan een touw naar de kade toe. Het punt waarop getrokken wordt bevindt
zich 5 meter boven het wateroppervlak.
(Neem aan dat wateroppervlak en touw rechte lijnen zijn)Het touw
wordt ingehaald met een snelheid van 0,8 m/sec.
Hoe groot is de snelheid van de kano richting de kade op het moment dat
de kano zich 12 meter van de kade af bevindt? |
|
|
|
|
|
2. |
Een waterbak heeft de
vorm van een prisma met als boven- en ondervlak een gelijkbenige
driehoek.
Zie de afmetingen in de figuur hiernaast.
De bak wordt met water gevuld met een snelheid van 0,08 m3/minuut.
Hoe snel stijgt de waterhoogte h op het moment dat de hoogte
gelijk is aan 20 cm? |
|
|
|
|
|
3. |
Een schuifladder is
een ladder die je langer kunt maken door aan een touw te trekken. Dan
schuift hij namelijk uit, en rolt met een wieltje tegen de muur
waartegen hij staat.
De ladder hiernaast staat met zijn grondpunt 120 cm van de muur af. |
|
|
|
|
|
a. |
Stel dat deze ladder met een
snelheid van 5 cm/sec langer wordt gemaakt.
Hoe snel rolt het wieltje dan tegen de muur omhoog op het moment dat de
ladder 6 meter lang is? |
|
|
|
|
b. |
Stel dat de hoek met de bodem
toeneemt met constant 3º/sec.
Hoe snel verandert dan de lengte van de ladder op het moment dat
de hoek met de bodem 60º is? |
|
|
|
|
|
|
|
|
4. |
Een vliegtuig vliegt
op dit moment precies recht boven een radarstation met een snelheid van
200 km/uur.
Het vliegtuig stijgt onder een constante hoek van 20º |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Hoe snel verwijdert
het vliegtuig zich van het radarstation over 1 minuut? Geef je antwoord
in gehele km/uur. |
|
|
|
|
5. |
Een staaf van 1,5
meter zit vast in punt Q aan een wiel met straal 0,5 m. Dat wiel draait
rond om punt O met 1 omwenteling in 9 seconden.
Het uiteinde P van de staaf schuift daardoor heen en weer over de
x-as. Neem aan dat P begint in zijn verste punt vanaf O.
De afstand OP als functie van de tijd t in seconden wordt gegeven
door:
OP = 0,5cos(40t) + √(2,25
- 0,25sin2(40t)) |
|
|
|
|
|
a. |
Toon dat aan. |
|
|
|
|
b. |
Bereken de snelheid van P op
tijdstip t = 3 |
|
|
|
|
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|