| 6. | Examenvraagstuk HAVO 
				Wiskunde A, 2010. Om kogelwerende vesten van een bepaalde kunststof te testen, worden er kogels op afgevuurd met verschillende snelheden. Men kijkt of de kogel door het vest is gedrongen. De testresultaten zijn verwerkt in de figuur. | |||
| 
				 | ||||
| In de figuur kun je bijvoorbeeld aflezen dat van de 
		kogels met een afvuursnelheid van 450 m/s er 80% door het vest heen 
		gaan. Je kunt ook zeggen: “Wanneer een kogel afgevuurd wordt met een 
		snelheid van 450 m/s is de kans 0,8 dat die door het vest heen gaat.” Een arrestatieteam overweegt de aanschaf van deze vesten. In een test worden series van vijf schoten op een vest afgevuurd. De afvuursnelheid van de kogels is 420 m/s. De kans dat er in een serie van vijf schoten geen enkele kogel door het vest dringt, is ongeveer 0,17. | ||||
| a. | Toon dat met een berekening aan. | |||
| In elke serie is de kans dus 0,17 dat er geen enkele kogel door het vest dringt. De test bestaat uit acht series. | ||||
| b. | Bereken de kans dat er in drie van de acht series geen enkele kogel door het vest dringt. | |||
| Om verschillende typen kogelwerende vesten te vergelijken, kijkt men naar de V50. Dit is de afvuursnelheid van kogels waarbij 50% van de kogels door het vest heen dringt. | ||||
| c. | Is een vest met een hogere V50 beter of slechter? Licht je antwoord toe. | |||
| d. | Een deskundige berekent 
				dat de kans dat er van een serie van 5 schoten precies eentje 
				door een vest gaat gelijk is aan 0,30. Bereken in dat geval de kans dat er van een serie van 5 schoten precies 3 door het vest gaan. | |||
| 7. | Examenvraagstuk VWO 
				Wiskunde C, 2013. In het voetbalseizoen 2008-2009 hield een grote supermarktketen een actie: bij elke besteding van 10 euro aan boodschappen kreeg je één zakje met vijf voetbalplaatjes. Deze plaatjes konden in een verzamelalbum geplakt worden waarin de 18 eredivisieclubs stonden. Per club kon je 15 plaatjes inplakken. In totaal waren er dus 18•15 =270 verschillende plaatjes. Er zijn miljoenen plaatjes gedrukt. We nemen aan dat de plaatjes willekeurig over de zakjes verdeeld werden en dat er van alle plaatjes evenveel waren. Het is mogelijk dat er vijf plaatjes van dezelfde 
			club in een zakje zitten (daar kunnen dan nog dubbele plaatjes bij 
			zitten). | |||
| a. | Bereken deze kans. Rond je antwoord af op zeven decimalen. | |||
| Karin, die niet van voetballen houdt, heeft 12 plaatjes waaronder 3 van PSV. Peter en Maarten krijgen ze. Peter mag blindelings 6 plaatjes trekken uit de 12; de 6 die overblijven zijn voor Maarten. | ||||
| b. | Bereken de kans dat Peter alle drie de plaatjes van PSV trekt. | |||
| 8. | Als je 
		twee dobbelstenen hebt dan kun je het spelletje HOOG-LAAG spelen. Je moet vooraf gokken of het resultaat van de worp met de twee stenen HOOG (9, 10, 11, 12) zal zijn of LAAG (2, 3, 4, 5). Ertussenin mag je niet zeggen. De kans op HOOG is ongeveer 0,28, en op LAAG ook. | |||
| a. | Bereken deze kans exact. | |||
| Iemand speelt 4 keer. | ||||
| b. | Bereken de kans dat hij precies twee keer goed gokt. | |||
|  | ||||
| © h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) | ||||