|
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
Meer opgaven |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Op de volgende logaritmische schaal
staat het gewicht (in kg) van een aantal dieren. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
a. |
Hoeveel weegt een witte
haai? |
|
|
|
|
|
|
b. |
Welke dieren schelen meer
in gewicht: een rat en een bison of een nijlpaard en een witte
haai? |
|
|
|
|
|
c. |
Hoeveel katten heb je
nodig om het gewicht van een blauwe vinvis te krijgen? |
|
|
|
|
|
Afstanden in de
ruimte.
Hieronder staat een tabel
met de afstanden van verschillende objecten in ons heelal tot
onze zon.
Maak een logaritmische schaalverdeling waarop deze objecten zijn
weergegeven. |
|
|
|
|
|
object |
mercurius |
aarde |
jupiter |
pluto |
proxima centauri |
andromedanevel |
afstand in km |
6•107 |
15 •107 |
78•107 |
590•107 |
4 • 1013 |
2,8 • 1019 |
|
|
|
|
|
|
Voor een aantal diersoorten is onderzocht of er een verband
bestaat tussen het lichaamsgewicht (B in kg) en het
hersengewicht (H in gram). Om van alle soorten de gegevens in
één figuur duidelijk te kunnen weergeven is log B uitgezet tegen
log H. Het resultaat is de figuur hiernaast. Hierin is een
rechte lijn getekend die goed bij deze punten past. |
|
|
|
|
|
a. |
Hoeveel procent van het gewicht van een konijn bestaat uit
hersenen? |
|
|
|
|
b. |
Het hersengewicht van een muis is
ongeveer 0,4 gram, en het lichaamsgewicht is ongeveer 20 gram.
Teken de plaats van de muis in de figuur hiernaast. |
|
|
|
|
|
Het verband tussen B en H
kan grofweg benaderd worden door de formule die past bij de lijn.
Een formule daarvoor is : log B = -3.5 + 1,67 · log H
Een neushoorn heeft een lichaamsgewicht van ongeveer 1200
kilo. |
|
|
|
|
|
c. |
Bereken met behulp van de formule zijn hersengewicht. Geef je
antwoord in grammen nauwkeurig. |
|
|
|
|
|
De formule kan geschreven
worden als: B = p · Hq |
|
|
|
|
|
d. |
Bereken p en q. |
|
|
|
|
|
|
Examenvraagstuk
HAVO Wiskunde B, 2000
In Amerika zijn 576 verschillende soorten
bomen onderzocht. Van elke soort is het hoogste exemplaar opgespoord en
daarvan is de diameter van de stam op 1 meter boven de grond gemeten.
Onderzocht is of er een verband bestaat tussen de diameter D (in meters)
en de hoogte H (in meters) van deze bomen
Om van alle bomen de gegevens in één figuur duidelijk te kunnen
weergeven is log D uitgezet tegen log H. Het resultaat is de puntenwolk
van de figuur hieronder. Hierin is een rechte lijn k getekend die
goed bij deze puntenwolk past. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Een van de exemplaren is in de figuur
aangegeven met de letter P. Uit de figuur lees je bijvoorbeeld af dat voor
deze boom geldt log D ≈ 0,2 |
|
|
|
|
|
a. |
Bereken de diameter op 1 meter boven de grond
en de hoogte van deze boom. Rond de diameter af op een geheel aantal
decimeters en de hoogte op een geheel aantal meters. |
|
|
|
|
|
Voor een andere boom in de figuur
geldt dat de hoogte 15,85 meter is en dat de diameter op 1 meter hoogte
boven de grond gelijk is aan 25,1 centimeter. |
|
|
|
|
|
b. |
Geef in de figuur aan welke boom dit is. Geef een
toelichting. |
|
|
|
|
|
In sommige gevallen is de hoogte
van een boom met een bepaalde diameter het dubbele van wat de lijn k
bij die diameter aangeeft. Voor die bomen geldt:
log D = -2,45 + 1,5 • log H |
|
|
|
|
|
c. |
Geef in de figuur aan bij welke bomen de
hoogte meer is dan het dubbele van wat de lijn k aangeeft. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
5. |
Een logaritmische
tijdschaal.
In de figuur hieronder
staat de indeling van verschillende geologische perioden uit het
bestaan van onze aarde. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
De tijd is in miljoenen
jaren gegeven. Het probleem is dat niet alle perioden op één
tijdschaal te geven zijn omdat de recentere perioden veel en
veel korter duren dan de eerdere. In de figuur hierboven is dat
door "uitzoomen" van de figuur toch geprobeerd.
Maar dat kwartair op het eind is weer verdeeld in het
Pleistoceen (2.6 miljoen tot 0,01 miljoen jaar geleden) en het
Holoceen (0,01 miljoen jaar geleden tot nu). Dat valt niet meer
te tekenen.
Op een logaritmische schaal zou de figuur er zó uitzien: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
a. |
Het Holoceen is weer
onderverdeeld in Subatlanticum (0 - 2400 jaar geleden),
Subboreaal (2400-5600 jaar geleden), Atlanticum
(5600-9200), Boreaal (9200-10600) en Preboreaal
(10600-11500).
Teken die onderverdeling in de figuur. |
|
|
|
|
|
b. |
Hoeveel procent van het
Phanerozoïcum bestaat uit het Holoceen? |
|
|
|
|
|
c. |
Onze Middeleeuwen dateren
ruwweg van het jaar 300 tot het jaar 1500. Geef de Middeleeuwen
aan in de bovenstaande figuur. |
|
|
|
|
6. |
Iedereen weet dat
autorijden gevaarlijker is dan borduren. Maar hoe is het met
roken en bergbeklimmen? Stierenvechten en Russisch
roulette? De wiskundige John Allen Paulos bedacht de Veiligheidsindex
van Paulos. Dat is een getal dat aangeeft hoe gevaarlijk
een activiteit is. Het werkt als volgt:
Als van een groep van N deelnemers aan een activiteit er
gemiddeld 1 doodgaat, geldt voor de veiligheidsindex (V) de
formule V = log(N).
Een deelnemer aan een rondje Russisch roulette heeft
bijvoorbeeld een kans van 1 op 6 om dood te gaan, dus van de 6
deelnemers zal er gemiddeld 1 doodgaan. Daarom is V =
log(6) ≈ 0,8.
Hieronder staat voor de activiteit "In leven
zijn" de veiligheidsindex V van een aantal
doodsoorzaken. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
a. |
1 op de 500 mensen
overlijden aan drugsgebruik. Teken de veiligheidsindex voor
drugsgebruik op deze lijn. |
|
|
|
|
|
b. |
Er staat een aparte index
voor autorijden en eentje voor fietsen.
Waar moet de index voor autorijden en fietsen sámen staan? |
|
|
|
|
|
c. |
Hoeveel keer zo vaak zal
iemand door vuur doodgaan als door bevriezing? |
|
|
|
|
7. |
De
intensiteit van radioactieve straling neemt af bij het passeren van een
absorberende laag. Die afname is afhankelijk van het materiaal en de
dikte van de laag en van de intensiteit van de straling.
Als I(x) de intensiteit (in Curie) is na het passeren van
de absorberende laag met dikte x (in mm), dan blijkt te gelden: I(x) = I(0) • gx |
|
|
|
|
|
|
Hierbij
is I(0) de intensiteit vooraf, en g een constante die afhangt van
het gebruikte materiaal.
Staal heeft g = 0,986 |
|
|
|
|
|
a. |
Als
een bepaalde hoeveelheid straling op een plaat staal van 2 cm dik valt,
is de straling die er door komt nog 6 Curie. Hoe groot was de straling
vóór de plaat staal? |
|
|
|
|
|
b. |
Een
laag beton heeft g = 0,993 en blijkt 80% van de straling tegen te
houden.
Bereken hoe dik deze laag beton is. |
|
|
|
|
|
In de volgende
figuur zie je voor een aantal materialen de intensiteit I(x)
uitgezet tegen de dikte x. Zoals je ziet was in alle gevallen de
beginintensiteit gelijk aan I(0) = 100.
Op de y-as is gebruik gemaakt van een logaritmische
schaalverdeling. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
c. |
Lees
uit deze figuur zo goed mogelijk af hoeveel straling er door een wand
van 20 cm beton komt. Geef een duidelijke uitleg. |
|
|
|
|
|
d. |
Bereken
de factor g voor ijzer in vier decimalen nauwkeurig |
|
|
|
|
|
e. |
Een
radioactief preparaat met sterkte 100 Curie is opgeslagen in een bunker
die bestaat uit eerst 10 cm beton (g = 0,993) daarna 10 cm staal
(g = 0,986) en daarna nog eens 10 cm beton.
Lees uit de grafiek af hoeveel straling er nog uit deze bunker ontsnapt.
Geef een duidelijke uitleg. |
|
|
|
|
|
|
|
|
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|