6. | De wiskunde kermis.... Op een kermis staat een kraampje waar je door te gokken geld kunt winnen en verliezen. |
||
Men wacht steeds tot er
vier deelnemers zijn. Die betalen elk
€1,- en krijgen elk
een dobbelsteen. Wie bij de eerste worp 6 gooit mag straks meedelen in de prijs, en gooit verder niet meer. Wie bij de eerste worp 1 of 2 gooit is af, en gooit verder niet meer. Wie bij de eerste worp 3, 4, 5 gooit mag nog een keer gooien. Bij de tweede worp geldt precies hetzelfde als bij de eerste worp. Bij de derde worp mag iedereen die 6 gooit meedelen in de prijs, de rest is af. Alle spelers die mee mogen delen in de prijs verdelen daarna eerlijk onder elkaar het ingelegde geld. De kans dat iemand meedeelt in de prijs is 7/24 |
|||
a. | Toon dat aan. | ||
b. | Bereken de kans dat jij als enige het gehele inleggeld wint. | ||
c. | Bereken hoeveel geld de eigenaar van dit spel aan wie je het inleggeld moet betalen gemiddeld per spel zal winnen. | ||
d. | Bereken hoeveel worpen iemand gemiddeld doet. | ||
7. | Je hebt een
vaas met zes knikkers, drie rood en drie geel. Je trekt er twee uit en verft de eerste in dezelfde kleur als de tweede (indien nodig). Dat doe je drie keer (zonder ze terug te leggen) Hoeveel knikkers verwacht je gemiddeld te moeten verven? |
||
8. | Joke en Gezien spelen elke week een tenniswedstrijd tegen elkaar. Joke is een iets betere tennisster dan Gezien en heeft bij elke set die ze spelen een kans van 0,65 om te winnen, en dus 0,35 om te verliezen. Ze spelen “best-of-three”; dat betekent dat degene die het eerst twee sets wint de wedstrijd heeft gewonnen. Een set duurt gemiddeld 14 minuten. | ||
a. | Bereken de kans dat Joke wint. | ||
b. | Bereken hoeveel minuten een wedstrijd gemiddeld zal duren. | ||
9. |
Een
deelnemer aan een quiz heeft de eerste ronde doorstaan en daarin
200 euro gewonnen. Hij moet nu beslissen of hij stopt en dat
geld mee naar huis neemt, of dat hij doorspeelt en zijn bedrag
probeert te verhogen in de tweede ronde. In die tweede ronde moet hij 3 keer met een dobbelsteen gooien. Elke keer als hij 5 of 6 gooit wordt zijn bedrag verdubbeld, maar bij 1 t.m. 4 wordt zijn bedrag gehalveerd. Hij kan dus uiteindelijk bijvoorbeeld met 1600 euro naar huis gaan, maar ook met 25 euro. Maak een
kansverdeling voor het bedrag dat de man zal winnen als hij
doorspeelt in de tweede ronde. |
||
10. |
|
|||||||||||||||||||||||||||||
11. |
|
12. | Een alternatieve fruitautomaat bestaat uit twee schijven A en B die onafhankelijk van elkaar draaien. Als beide schijven tot stilstand zijn gekomen wijst een dubbele pijl P de stand van de schijf aan. | |||||||||
a. | Bereken de kans op twee gelijke cijfers. | |||||||||
De kans dat schijf B een hoger cijfer geeft dan schijf A is 0,5. | ||||||||||
b. | Toon dat aan | |||||||||
X is het aantal keer dat schijf B een hoger cijfer geeft dan schijf A. | ||||||||||
c. | Hoeveel keer moet je in totaal draaien opdat de kans dat X meer dan 4 is groter is dan 0,8? | |||||||||
Als pijl P twee oneven cijfers aanwijst krijg je €1,30 Bij twee even cijfers krijg je €1, - en bij een even en een oneven cijfer krijg je niets. | ||||||||||
d. | Hoeveel winst zul je gemiddeld per spel maken? | |||||||||
|
||||||||||
13. |
Gewone schoten zijn 2 punten waard, vrije worpen
zijn 1 punt waard. Onderzoek of dat een goede strategie was. Doe dat door het verwachte aantal punten van Shaq te berekenen met en zonder overtreding |
14. | Examenvraagstuk VWO Wiskunde C, 2017-II | ||
Aan het eind van de achttiende eeuw kon je in het casino
van de Russische stad Sint-Petersburg een bijzonder spel spelen.
Hiervoor moest de speler eerst een vast aantal roebels inzetten.
Deze inzet laten we in deze opgave buiten beschouwing. Het spel ging als
volgt: De kans dat de speler in een spel 8 roebel of meer ontvangt is 1/8 |
|||
a. | Toon dit aan. | ||
Een speler speelt het spel vier keer. | |||
b. | Bereken de kans dat hij minstens één keer 8 roebel of meer ontvangt. | ||
Na vier keer spelen van het spel heeft een speler twee keer 1 roebel, één keer 2 roebel en één keer 8 roebel ontvangen. | |||
c. | Bereken de kans dat dit zich voordoet. | ||
Het bedrag dat een speler kan ontvangen, loopt snel op. Maar de kans om zo’n hoog bedrag te ontvangen, wordt ook snel heel klein. | |||
d. | Bereken de kans dat een speler in één spel meer dan 5000 roebel ontvangt. | ||
In dit spel is het mogelijk dat de speler een heel groot
bedrag ontvangt. De kans hierop is echter heel klein. Het casino wil niet te veel risico lopen en daarom wordt een extra regel ingevoerd. De speler mag in een spel maximaal vijf keer met het muntstuk gooien. Als hij dan nog geen munt heeft gegooid, krijgt hij dus niets uitbetaald. |
|||
e. | Bereken de verwachte uitbetaling aan deze speler. | ||
15. | Ik heb twee dobbelstenen. Dobbelsteen 1 heeft 4 gele en twee rode vlakken en dobbelsteen 2 heeft 3 gele en 3 rode vlakken. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a. | Bereken de kans op precies één keer rood als ik 6 keer met dobbelsteen 1 gooi. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik gooi nu beide dobbelstenen op tafel. Als er twee gele vlakken verschijnen krijg ik van jou 3,00 euro. In de andere gevallen krijg jij van mij 1,50 euro. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. | Is dat een eerlijk spel? Licht toe met een berekening. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
16. | Als je in een bus, tram of trein
meerijdt zonder daarvoor te betalen dan heet dat
zwartrijden. Als je betrapt wordt, dan moet je alsnog je vervoer betalen, plus een extra boete van €35. Gerard rijdt elke vrijdag met de trein van Groningen naar Assen. Een kaartje kost €5,- maar Gerard heeft ontdekt dat op deze reis (die slechts 18 minuten duurt) niet zo vaak wordt gecontroleerd. Hij weet uit ervaring dat de kans op een controle ongeveer 12% is. Hij vraagt zich daarom af of het niet goedkoper zou zijn nooit een kaartje te kopen. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a. | Bereken de verwachtingswaarde van de kosten voor een treinreis als Gerard geen kaartje koopt. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. | Hoe groot zou de controlekans moeten zijn zodat het niet meer voordeliger wordt geen kaartje te kopen? | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
c. | Hoe groot zou de boete moeten zijn (bij controlekans 12%) zodat het niet meer voordeliger wordt geen kaartje te kopen? | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gerard is wiskundig ingesteld en probeert een formule te ontwikkelen voor de kosten van een reis (K) en de controlekans (p) en de hoogte van een boete (B) waarbij het niet meer voordeliger is geen kaartje te kopen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
d. | Druk B uit in K en p. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
17. | Tijdens een ritje van zijn huis
naar zijn werk moet een werknemer twee bruggen over. Hij weet
dat de kansen dat die bruggen openstaan (en hij dus moet
wachten) gelijk zijn aan 0,4 en 0,5. (Het open of dicht zijn van een brug is onafhankelijk van de andere brug) |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a. | Maak een kansverdeling voor het aantal keer dat de werknemer moet wachten, en bereken de verwachtingswaarde daarvan. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. | Maak een formule voor die verwachtingswaarde E als functie van de kansen p en q dat de bruggen dicht zijn. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
18. | Als je meedoet aan de Nederlandse
Lotto, dan moet je op een lottoformulier 6 verschillende
getallen kiezen uit de getallen 1 t.m.45 plus een kleur uit 6
kleuren. Een formulier om deel te nemen kost €1,50. Bij een trekking worden ook 6 verschillende getallen plus een kleur willekeurig gekozen, en er wordt gekeken De basisprijzen die je kunt winnen zijn als volgt: |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a. | Hoeveel procent van de inkomsten geeft de Lotto terug aan de deelnemers? | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Elke keer als de hoofdprijs van 7,5
miljoen (de Jackpot) niet wordt uitgekeerd, dan
wordt die de volgende keer verhoogd met 0,5 miljoen. Er worden bij elke trekking ongeveer 3,2 miljoen loten verkocht. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. | Bereken de kans dat de Jackpot oploopt tot minstens 10 miljoen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
19. | De kans dat het op een bepaalde dag regent of niet, hangt af van de situatie op de dag ervoor. De volgende tabel geeft aan hoe. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Je kunt bijvoorbeeld aflezen dat,
als het maandag regent, dat dan de kans dat het dinsdag weer
regent gelijk is aan 60% Stel dat het in een bepaalde week op maandag regent. Bereken dan de verwachtingswaarde van het aantal dagen van dinsdag-woensdag-donderdag dat het zal regenen. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
20. | Laura en Hans spellen het volgende
spelletje: Als inleg betaalt Hans €5,- Daarna gaat hij met een muntstuk gooien, net zolang totdat hij KOP gooit, Maar wel met een maximum van 6 keer gooien. Hij verdient daarmee geld terug volgens deze tabel: |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a. | Hoeveel moet Hans per spelletje gemiddeld verwachten te winnen of verliezen? | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. | Waar zou je het getal 75 uit de tabel in moeten veranderen zodat dit spelletje eerlijk wordt? | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
21. | Een vaas bevat 10 knikkers: 5
rode en 5 blauwe. Je haalt er zonder terugleggen 2 uit. Als de twee dezelfde kleur hebben krijg je € 1,10. Als ze verschillend van kleur zijn verlies je € 1,00 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a. | Is dat een gunstig spel voor je? | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. | Bij hoeveel knikkers (evenveel van elke soort) is het spel gunstig en bij hoeveel ongunstig? | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
22. | Bij een geschiedenistentamen moet
een student bij 9 moorden het juiste jaartal noemen. Zie de
figuur hiernaast. Hij heeft echter geen enkel idee en moet overal volledig gokken. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a. | Op hoeveel verschillende manieren kan hij gokken? | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Om het iets makkelijker te maken heeft de docent de vragen in drie groepjes van 3 verdeeld: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor één groepje van drie blijkt de tabel hiernaast te gelden voor een student die geen enkel idee heeft. |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. | Leg duidelijk uit hoe je de kansen in deze tabel kunt berekenen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
c. | Bereken hoeveel kaartjes de student nu gemiddeld goed zal hebben. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
23. | In een doos zitten vijf ballen: drie roden en twee witten. Iemand haalt er in één greep aselect drie ballen uit. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a. | Bereken de kans op 2 witten en 1 rode. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Iemand anders haalt er één voor één ballen uit (zonder ze terug te leggen) en stopt zodra hij een witte heeft. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. | Hoeveel ballen zal hij er gemiddeld uithalen? | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Iemand doet nu een aantal witte ballen extra in de vaas. Er is gegeven dat de kans op 2 roden en 1 witte in een greep van drie ballen dan gelijk is aan 0,175. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
c. | Bepaal met je grafische rekenmachine hoeveel witte ballen in de vaas zaten. Geef een duidelijke uitleg. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
24. | Je
hebt niet erg veel vertrouwen in de afloop van je wiskunde-proefwerk.
Gelukkig stelt je leraar het volgende voor. Hij heeft een bak met
knikkers, genummerd 3,2,2,1,1,1.
Jullie doen beiden een blinddoek voor en trekken steeds een knikker uit
de bak. Hij begint. Na afloop hebben jullie beiden dus drie knikkers.
Het cijfer dat je krijgt is de som van de drie door jou getrokken
getallen. Jij besluit akkoord te gaan. Maar je speelt vals en kijkt steeds stiekem en pakt als je aan de beurt bent dus lekker de knikker met het hoogste cijfer. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a. | Bereken de kans dat jij een voldoende haalt. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. | Als de leraar dit spelletje met iedereen uit de klas zou doen, wat verwacht je dan dat het gemiddelde van de klas zal zijn? | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
25. | Plinko was een paar jaar geleden
een erg populair TV-spelletje, vooral door de quiz "The Price is
Right" waarin het gespeeld werd. Hiernaast zie je iemand die een groot Plikobord heeft gemaakt. In één van de 5 openingen (A, B, C, D, E) bovenaan wordt een schijf gegooid. Die valt omlaag en wordt door de pinnen in het bord steeds gedwongen om naar rechts of naar links te gaan (beiden met kans 0,5) De gewonnen prijs staat in de vakken onderaan waarin de schijf uiteindelijk beland. Bereken voor elk vak bovenaan de gemiddelde te verwachten winst. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
26. | Examenvraagstuk. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hepatitis A wordt over het algemeen gezien als een onschuldige infectieziekte, maar sommige mensen kunnen van Hepatitis A ernstig ziek zijn. Het lichaam kan antistoffen maken tegen het Hepatitis A-virus. Is dat bij iemand gebeurd, dan is hij immuun. Dat wil zeggen dat hij deze ziekte niet meer kan krijgen. Met een AHA-test kan worden vastgesteld of iemand antistoffen heeft. Zonder antistoffen is hij niet immuun en loopt hij het risico van besmetting. In de figuur herinaast is voor elke leeftijd af te lezen hoeveel procent van de Nederlandse bevolking (van die leeftijd) niet immuun is voor het Hepatitis A-virus. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor de Nederlandse bevolking geldt dat het percentage 45-jarigen dat immuun is ruim drie keer zo groot is als het percentage 30-jarigen dat immuun is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a. | Leg met behulp van de figuur uit dat dit klopt. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de
tropen is het risico van besmetting door het Hepatitis A-virus groot
voor mensen die niet immuun zijn. Nederlanders die naar de tropen reizen
kunnen zich laten inenten. Hierdoor zijn de tijdelijk immuun voor
Hepatitis A. De gezondheidsdienst kan kiezen tussen twee procedures: I: 'Blind inenten'; dat wil zeggen dat iedere tropenreiziger wordt ingeënt. Er wordt niet vooraf onderzocht of hij al immuun is voor Hepatitis A. II: 'Gericht inenten'; dat wil zeggen dat iedere tropenreiziger eerst een AHA-test ondergaat. Is de reiziger niet immuun dan wordt hij ingeënt, anders wordt hij niet ingeënt. Neem aan dat een inenting ƒ200,- per persoon kost en een AHA-test ƒ40,-. We bekijken een groep van 20 aselect gekozen Nederlanders van dezelfde leeftijd die naar de tropen willen reizen. Er zijn twee mogelijkheden: 'blind inenten' of 'gericht inenten'. Stel dat al deze mensen 50 jaar oud zijn. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. | Laat met een berekening zien dat 'gericht inenten' voor deze groep naar verwachting goedkoper is dan 'blind inenten'. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij een andere leeftijd dan 50 jaar zijn voor zo'n groep van 20 mensen de verwachte kosten van 'gericht inenten' gelijk aan de kosten van 'blind inenten' | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
c. | Welke leeftijd is dat? Licht je antwoord toe. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
27. | Fietsen
worden vaak gestolen. Het is daarom aan te raden om bij de aanschaf van
een nieuwe fiets een diefstalverzekering af te sluiten. Je kunt dan, bij
diefstal van je fiets binnen 5 jaar, een zeker percentage van het
aankoopbedrag terugkrijgen. GARANT is een verzekeringsmaatschappij voor
fietsen. Hieronder staan 4 tabellen met gegevens. In tabel A zie je wat voor fietsen de klanten van GARANT hebben. In tabel B zie je hoeveel procent van welk soort fietsen wordt gestolen Tabel C geeft de aankoopwaarde van nieuwe fietsen. Tabel D zegt hoeveel procent GARANT terugbetaalt, afhankelijk van de nieuwwaarde. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a. | De gemiddelde
nieuwwaarde van een fiets zal bij benadering 486.25 euro zijn. Leg uit hoe deze waarde uit tabel C te vinden is, en leg ook uit waarom dit een benadering is. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. | Bereken het gemiddelde bedrag dat GARANT per verzekerde fiets in een jaar zal moeten uitkeren. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
28. | Bij
een kaartspel heeft elke kaart een kleur: rood of
zwart. Je kun ook naar de soort van de kaart kijken: klaveren, ruiten, harten of schoppen Ans en Bas spelen een gokspel met behulp van een compleet spel
kaarten (52 stuks; van elke soort 13) |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a. | Maak een kansverdeling voor de winst van Ans en bereken daarmee of dit spelletje in haar voordeel is of niet. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ans en Bas gaan nu een ander spelletje spelen. Op een gegeven moment heeft Bas de kaarten hiernaast in zijn hand. Ans pakt hier willekeurig drie kaarten uit. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. | Bereken de kans dat zij (onder andere) beide azen pakt. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bas denkt dat de kans dat Ans minstens twee even hoge kaarten pakt (van de drie) niet zo groot is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
c. | Bereken deze kans. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
29. | In Nederland was in 1985 het aantal bevallingen van één kind gelijk aan 986,1 per 1000 bevallingen. Het aantal tweelingen was 13,5 per 1000 bevallingen.. Het aantal drielingen was 0,4 per 1000 bevallingen. (het aantal vier- of vijflingen of meer was dus te verwaarlozen) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a. | Bereken het gemiddeld aantal kinderen bij een geboorte | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. | Op 1 januari vonden in een ziekenhuis 10 bevallingen plaats. Bereken de kans dat daarbij 12 kinderen werden geboren. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
30. | De PABO-opleidingen zijn de laatste
jaren steeds strenger geworden met hun rekentoetsen. Het eerste
jaar moet iedere student zo'n toets halen. De kans dat een student slaagt voor de test is 75%. Voor studenten die de eerste test niet halen zijn er nog maximaal twee herkansingen, ook iedere keer met slaagkans 75%. Iemand die voor de derde keer wéér niet slaagt is definitief afgewezen, en moet de opleiding verlaten. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a. | Hoe groot is de kans dat een student de opleiding moet verlaten? | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hieronder staat een kansverdeling voor het aantal tests dat een kandidaat zal doen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. | Bereken alle kansen in deze tabel op vier decimalen nauwkeurig. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het afnemen van één test kost de school 1,40 euro. Men heeft voor het afnemen van alle tests voor het komende jaar een bedrag van 2000 euro gereserveerd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
c. | Hoeveel eerstejaars studenten verwacht men dat er zullen zijn? | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
31. | Iemand
heeft een TV-quiz gewonnen en mag als prijs kiezen uit drie
mogelijkheden. De quizmaster heeft een vaas met daarin 4 enveloppen. In twee enveloppen zit 1000 euro, in één enveloppe zit 500 euro en in de laatste enveloppe zit 2000 euro De mogelijkheden zijn: |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A | Kies willekeurig één enveloppe en neem de prijs die daarin zit. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B | Kies eerst willekeurig een enveloppe en verwijder die uit de vaas. Daarna verwijdert de quizmaster een enveloppe met 1000 euro uit de vaas. Kies tenslotte één van beide overgebleven enveloppen en neem de prijs die daarin zit | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C. | Doe helemaal niets met de vaas en neem gewoon direct een prijs van 1000 euro mee naar huis. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Welke mogelijkheid zal de quizwinnaar gemiddeld het meeste geld opleveren? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
32. | Ik
heb in mijn portemonnee alleen maar muntstukken van 10 eurocent en van
20 eurocent. Als ik er willekeurig een muntstuk uithaal, is de verwachtingswaarde voor mijn bedrag 16 eurocent. Ik doe er 10 munten van 20 eurocent bij. Hoeveel geld had ik oorspronkelijk in mijn portemonnee? |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
33. |
Een fabriek van muizenvallen wil in verband met de
toenemende concurrentie haar product gaan verbeteren. Elke deskundige die in dienst wordt genomen kost echter € 30.000,- Het management maakt voor het geval er drie deskundigen zullen worden aangenomen de volgende kansverdeling voor het aantal verbeteringen dat gevonden zal worden: |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a. | Leg duidelijk uit waar het getal 0,441 uit deze tabel vandaan komt. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. | Bereken de verwachte winst voor de fabriek als er 3 deskundigen worden aangenomen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
c. | Hoeveel deskundigen moet men aannemen om de verwachte winst zo groot mogelijk te maken? | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
34. | Examenvraagstuk. Een aannemer probeert een opdracht voor de aanleg van een oliepijpleiding door Alaska te krijgen. Indien hij de opdracht krijgt zal hij graafmachines nodig hebben. Grondproeven zullen moeten uitwijzen of er 1,2,3 of 4 van deze machines nodig zijn. De aannemer zal de machines van het bedrijf CSC (Chicago Steel Corporation) kopen als ze direct ter plaatse beschikbaar zijn. Indien er niet genoeg machines zijn zal de aannemer de ontbrekende machines kopen bij een concurrent van CSC die over een filiaal in Alaska beschikt. Om de machines tijdig ter plaatse te hebben moet CSC de machines reeds naar Alaska brengen voordat alle resultaten van de grondproeven bekend zijn. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CSC
schat dat elke machine die verkocht wordt een winst oplevert van $50000
en dat elke machine die naar Alaska is gestuurd en niet verkocht wordt
een verlies van $10000 geeft.
Voor deze situatie stelt CSC een verlies-winsttabel op. Hiernaast is deze tabel voor een deel ingevuld. |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a. | Vul de ontbrekende getallen in. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De
onzekerheid of de aannemer het contract krijgt en hoeveel machines hij
dan wel nodig zou hebben brengt CSC ertoe adviezen van deskundigen in te
winnen. Zij schatten: |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CSC neemt deze schattingen als uitgangspunt en besluit dát aantal machines te sturen waarbij de verwachtingswaarde van de winst maximaal is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. | Bereken hoeveel machines CSC zal sturen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
35. | De twee schijven hiernaast zijn elk
in tien even grote sectoren verdeeld. Een gele sector is nul
punten waard, een groene 1 punt en een oranje 2 punten. Om een schijf te mogen draaien moet je 1 euro betalen en je krijgt na afloop het aantal euro van het getal waar de wijzer bij staat. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a. | Hoeveel geld verwacht je bij elk van deze schijven gemiddeld te winnen? | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. | Stel
dat je drie keer speelt bij één van beide schijven. Bij welke schijf is dan de kans het grootst dat je geld hebt gewonnen? Geef een berekening. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
36. |
Zes kluizenaars leven op een verder onbewoond eiland.
Op een dag vindt één van hen een aangespoelde dolfijn, en krijgt daar
een besmettelijke ziekte van. De ziekte heet "gezelligheid", en zorgt
ervoor dat een kluizenaar op bezoek gaat bij een andere kluizenaar. Hoeveel kluizenaars zullen gemiddeld last van "gezelligheid" krijgen? |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
37. | Joop
en Arie spelen een oneerlijk dobbelspel. Joop gooit met een zeskantige dobbelsteen met de cijfers 1 tm 6 daarop, Arie gooit met een achtkantige dobbelsteen met de cijfers 1 tm 8. Degene die het hoogst gooit krijgt het verschil van beide getallen in euro's uitbetaald. Wat is de verwachtingswaarde van het bedrag dat Arie zal winnen? |
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
38. | Alice gelooft dat Obama de
komende verkiezingen zal winnen met een kans van 65% Bob denkt daarentegen dat Obama zal verliezen met een kans van 75% Jij gaat met beiden een weddenschap aan. Je stelt Alice voor dat je haar €2,- betaalt als Obama wint, maar dat je van haar in het andere geval €3,- krijgt. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a. | Laat zien dat Alice deze weddenschap zal aannemen omdat zij verwacht gemiddeld erop vooruit te gaan. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vervolgens stap je naar Bob met het voorstel dat hij €2,- van je krijgt als Obama verliest, maar dat hij in het andere geval jou een bepaald bedrag X moet betalen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. | Welke bedragen zal Bob voor X accepteren in de verwachting dat hij gemiddeld geld zal winnen? | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Je spreekt met Bob af dat X = €3,- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
c. | Laat zien dat jij met deze twee weddenschappen in ieder geval een euro zult winnen!!!!!! | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
39. | Bij een gokspel wordt er één maal
geworpen met drie zuivere munten. De uitbetaling in euro's is het kwadraat van het aantal munten dat met "kop" boven ligt. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a. | Maak een kansverdeling van de uitbetaling. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. | Hoe groot moet de inzet zijn opdat de winstverwachting per spel €1,20 is? | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
40. | examenvraagstuk HAVO Wiskunde A, 1998. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Crown and Anchor is een oud Engels bordspel. Vroeger werd het veel gespeeld in pubs en op kermissen onder leiding van de zogenaamde playmaster. Het is een simpel gokspelletje. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het speelbord bestaat uit
zes vakken. In ieder vak staat een teken, achtereenvolgens Schoppen,
Harten, Ruiten, Klaver, Kroon en Anker. Zie de figuur hiernaast. Er horen ook nog drie kubusvormige dobbelstenen bij met deze zes tekens op de zijkanten. Iedereen die wil zet geld in op één van de vakken. De drie dobbelstenen worden gegooid. Winnaars zijn diegenen die ingezet hebben op een van de tekens die de dobbelstenen aangeven. Ze krijgen van de playmaster hun inzet terug plus zoveel maal die inzet als het teken boven kwam. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Er wordt bijvoorbeeld Kroon, Kroon, Klaver gegooid. In dat
geval krijgen de kroongokkers in totaal driemaal hun inzet, de
klavergokkers tweemaal hun inzet en de overigen zijn hun inzet
kwijt. We bekijken nu het spel van iemand die één shilling zet op Anker. Hieronder staat een tabel die gedeeltelijk is ingevuld met kansen op het aantal malen Anker in één spel. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a. | Neem deze tabel over en vul hem verder in. Licht je antwoord met berekeningen toe. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
We noemen een spel eerlijk als de te verwachten opbrengst gelijk is aan de inzet. Loterijen en spelletjes als Crown and Anchor zijn natuurlijk nooit eerlijk. De organisator, in dit geval de playmaster, moet er aan verdienen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. | Bereken met behulp van de tabel de winstverwachting van een speler die één keer één shilling inzet op Anchor. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zoals bij alle gokspelletjes
doen ook over Crown and Anchor de wildste verhalen de ronde. Zo
beweert men dat er ooit in een pub in Southampton een serie van 22
worpen (van steeds 3 dobbelstenen) achtereen plaatsvond waarbij elke
keer minstens één Anker zat. Hier volgen drie reacties op dit verhaal: |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I | Dit is onmogelijk. Het verhaal is verzonnen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II | De kans op die gebeurtenis is wel heel klein. Als het verhaal waar is, moeten de dobbelstenen onzuiver zijn geweest. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III | De kans op die gebeurtenis is wel erg klein, maar het verhaal kan best waar zijn. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
c. | Met welke van deze reacties ben jij het eens? Licht je antwoord toe, onder andere met een berekening van de bijbehorende kans. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
41. | examenvraagstuk HAVO Wiskunde A,
2001 Opiniepeilingen worden vaak telefonisch gedaan, maar
voor bepaalde soorten enquêtes stuurt een onderzoeksbureau
enquêteurs met een vragenlijst op pad. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a. | Bereken de kans dat de enquêteur op een adres pas bij het derde bezoek iemand thuis treft. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het onderzoek wordt gehouden bij 1400 verschillende adressen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. | Bereken hoeveel keer in totaal een adres zal worden bezocht voor dit onderzoek. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
42. | Eindexamenvraagstuk HAVO
Wiskunde A, 2007 ‘Tientjes’ is een gokspel voor twee
personen. Eén persoon is de speler, de ander is de
bank. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• | als er –10 op de kaart staat, moet de speler 10 euro betalen aan de bank; | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• | als er +10 op de kaart staat, ontvangt hij 10 euro van de bank. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De
gekozen kaart wordt weggelegd. De speler besluit of hij stopt of doorgaat.
Als hij doorgaat, kiest hij weer een kaart en draait die
om, enz. Het spel stopt als de speler geen kaart meer wil omdraaien of
als alle vijf de kaarten zijn omgedraaid. Speler Renske heeft de volgende strategie: |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• | Ze stopt met omdraaien als ze in het spel voor de tweede keer een kaart met –10 heeft omgedraaid. Dan weet ze namelijk zeker dat ze niet meer met winst kan eindigen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• | Ze stopt ook als ze voor de tweede keer een kaart met +10 heeft omgedraaid. Daarna kan haar winst immers alleen maar kleiner worden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de volgende tabel staat een onvolledige kansverdeling van de eindresultaten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a. | Toon het getal 4/10 uit de tabel aan. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. | Toon met behulp van de verwachtingswaarde aan dat Renske met haar strategie per spel gemiddeld 6 euro zal verliezen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Marlies heeft een andere strategie dan Renske. Nadat Marlies een kaart heeft omgedraaid, draait ze alleen een volgende kaart om als ze op verlies staat. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
c. | Onderzoek of de strategie van Marlies beter is. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
43. | Eindexamenvraagstuk HAVO
Wiskunde B, 2008 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Iemand wil één keer het spel spelen. Hij hanteert bij zijn spel de volgende strategie. Wanneer hij een totaal van 4 (of meer) heeft bereikt, stopt hij. Zolang het totaal minder dan 4 is, gaat hij door met gooien. Het totaal van 4 kan op verschillende manieren worden bereikt. Dit kan in één worp maar ook in twee, drie of vier worpen. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a. | Bereken de kans dat hij een totaal van 4 bereikt met deze strategie. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Iemand anders speelt het spel volgens een andere strategie. Zijn strategie is als volgt: − Als
hij bij de eerste worp 1 gooit, gooit hij nog
één keer. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. | Bereken hoeveel winst of verlies hij kan verwachten. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
44. | Examenvraagstuk VWO Wiskunde A,
2004 Bij vierkeuzevragen staan bij elke vraag
vier mogelijke antwoorden: A, B, C en D. Slechts één daarvan is juist.
Een kandidaat kan één van de vier antwoorden kiezen of de vraag
onbeantwoord laten. Bij keuze van het juiste antwoord wordt 1 punt
toegekend, in alle andere gevallen 0 punten. Als een kandidaat absoluut
niet weet welk antwoord juist is en welke antwoorden onjuist zijn, doet
hij er daarom verstandig aan om toch een antwoord te geven. Dit leidt
tot gokgedrag. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a. | Bereken het aantal punten dat Tom kan verwachten. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Er is ook wel eens geopperd om bij een onjuist antwoord strafpunten te geven. Een kandidaat heeft dan twee keuzes: niets invullen levert 0 punten op; wel iets invullen levert 1 punt op bij een juist antwoord en -0,5 punt (0,5 strafpunt) bij een onjuist antwoord. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. | Bereken de verwachtingswaarde van de score per vraag bij dit strafpunten systeem als een kandidaat gokt. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
45. | Examenvraagstuk VWO Wiskunde B,
2002 Om te mogen bouwen op een
perceel grond is een zogeheten schone-grond-verklaring nodig. Ga in deze opgave uit van de volgende veronderstellingen: Het testen van een monster is een kostbare zaak. In plaats van het afzonderlijk testen van de grond van elk perceel worden - om kosten te besparen - de grondmonsters van meerdere percelen bij elkaar gevoegd en als één geheel getest. Veronderstel dat men grondmonsters van vijf percelen bij elkaar neemt en dit mengsel test. Als er geen verontreiniging in dit mengsel wordt aangetroffen, wordt voor elk van de betreffende percelen een schone-grond-verklaring afgegeven. Als er wel verontreiniging wordt aangetroffen test men van elk van de vijf percelen het tweede monster apart. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a. | Bewijs dat de kans dat men de tweede monsters zal moeten testen, afgerond op drie decimalen, gelijk is aan 0,049 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het nemen van twee grondmonsters van een perceel kost € 20,-. Een test in het laboratorium kost € 150,-. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. | Toon aan dat de te verwachten kostenbesparing op het onderzoek van vijf percelen grond op deze manier €563,25 is. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit de uitkomst van vraag 10
blijkt dat het inderdaad kostenbesparend is om een aantal monsters
tegelijk te testen. Men vraagt zich af of een verdere kostenbesparing te
realiseren is. De grondmonsters van n percelen worden bij elkaar genomen. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
c. | Bewijs dat de verwachtingswaarde van de kosten per perceel gelijk is aan : 170 + (150/n) - 150 • (0,99)n. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
d. | Bereken bij welke waarde van n deze verwachtingswaarde minimaal is. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
46. | Examenvraagstuk VWO Wiskunde B, 2004 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze opgaven gaat over krasloten
waarmee je 3 euro of 6 euro of niets kunt ontvangen. Elk kraslot
heeft drie vakjes die je open kunt krassen. Zie de figuur
hiernaast. In één van de vakjes is een MIN (-)
verborgen, in de andere twee een PLUS (+). |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij de mensen die krasloten kopen onderscheiden we twee typen krassers: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Je kunt je afvragen welk type krasser het slimst is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a. | Bereken voor zowel de waaghalzen als de angsthazen welk bedrag zij naar verwachting per opengekrast lot zullen ontvangen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij een bepaalde kiosk is
gebleken dat 65% van de krassers een waaghals is en 35% een angsthaas. Op zekere dag komen 500 mensen een lot kopen bij deze kiosk en krassen het open. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. | Bereken hoeveel van deze mensen naar verwachting niets uitbetaald krijgen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
47. |
In
een grote speelhal kun je aan een groot rad van fortuin draaien
dat in 4 gelijke sectoren is verdeeld. Drie van de sectoren
leveren €5,- op, de vierde levert €12,- op. Je mag 4 keer draaien en wint het totaal aantal punten in euro’s dat je in die 4 keer hebt gedraaid. De inleg voor het spel is €30, - Voor jouw winst geldt dan de volgende tabel: |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a. | Bereken het getal 0,2109 uit de tabel in 6 decimalen nauwkeurig | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. | Is dit een eerlijk spel? Leg duidelijk uit. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
c. | Hoe groot is de kans dat je bij 100 zulke spelletjes (van 4 keer draaien) minder dan 60 keer geld verliest? | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
48. | Examenvraagstuk VWO Wiskunde B,
2008. In een speelhal kun je het volgende spel spelen. In een vaas zitten 7 ballen: 4 witte en 3 zwarte. Een speler doet willekeurig een greep van drie ballen uit de vaas. Voor elke witte bal in zijn greep ontvangt hij 1 euro (en voor een zwarte bal ontvangt hij niets). De inzet die de speler aan de speelhal moet betalen is €1,75 per spel. Per keer spelen ontvangt een speler dus 0, 1, 2 of 3 euro. De kansen op deze vier mogelijke bedragen zijn achtereenvolgens: 1/35, 12/35 , 18/35 en 4/35 . |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a. | Toon aan dat de kans op 2 euro inderdaad 18/35 is. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Iemand besluit het spel zestien keer te spelen. Hij maakt in een spel winst als hij meer dan €1,75 ontvangt. De kans dat hij tenminste tien keer winst zal maken is groter dan 1/2 . | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. | Bereken de kans dat hij ten minste tien keer winst zal maken. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het lijkt dus wel gunstig voor een speler om het spel te spelen. Maar, schijn bedriegt! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
c. | Toon aan dat de speelhal op de lange termijn toch winst zal maken met dit spel. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
49. | Examenvraagstuk HAVO Wiskunde A,
2013. (gewijzigd) Peter en Quinten spelen een dobbelspel. Er wordt gegooid met twee zuivere dobbelstenen, waarbij het niet uitmaakt of Peter of Quinten gooit. Peter krijgt een punt als met beide dobbelstenen hetzelfde aantal ogen (dubbel) wordt gegooid. In alle andere gevallen (niet-dubbel) krijgt Quinten een punt. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a. | Toon aan dat de kans dat Quinten een punt krijgt 5/6 is. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Degene die het eerst een vooraf afgesproken aantal punten heeft, wint het spel. Het is wel duidelijk dat er geen sprake is van eerlijk spel: Quinten heeft vijfmaal zoveel kans op een punt als Peter. Daarom spreken ze af dat Quinten één punt krijgt als er niet-dubbel wordt gegooid, maar dat Peter vijf punten krijgt als er dubbel wordt gegooid. Neem aan dat Peter en Quinten hebben afgesproken dat degene die het eerst vijf punten heeft, het spel wint. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. | Toon aan dat de kans dat Quinten dan het spel wint kleiner is dan 0,5. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
c. | Bereken de verwachtingswaarde van het aantal worpen dat nodig is totdat er een winnaar is. Rond het antwoord af op één decimaal. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
50. | Op de kermis mag je 3 keer schieten
voor €3,50 Het eerste rake schot levert 1 punt op, het tweede daarbovenop nog eens 2 punten en het derde daar bovenop nog eens 3 punten. Je uitbetaling na afloop is het totaal aantal punten dat je hebt gescoord. Je weet dat de kans dat jij raak schiet elke keer gelijk is aan 0,62 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a. | Maak een kansverdeling en bereken de verwachtingswaarde van jouw winst. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. | Welke trefkans (in plaats van 62%) heb je nodig om quitte te spelen? | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
51. |
Iemand gooit met vijf keer een muntstuk en telt daarbij het
aantal keren KOP. Hij begint de volgende kansverdeling in te vullen: |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Je kunt nu deze kansverdeling invullen zonder verder kansberekeningen te maken. Leg uit hoe dat kan, en vul de tabel verder in. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
52. | Bij het bordspel Istanbul mag je op
één van de velden met twee dobbelstenen gooien om geld te
krijgen. Je moet van tevoren een bedrag noemen, en als je dat
aantal ogen of meer gooit, dan krijg je zoveel geld als je
noemde. Als het mislukt, krijg je altijd
€2,- Welk bedrag levert gemiddeld het meeste geld op? |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
53. | examenvraagstuk VWO wiskunde C,
2015. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In Frankrijk kun je in sommige
cafés het kansspel Rapido spelen. Dit
spel speel je door getallen aan te kruisen op een formulier. Zie de
afbeelding. Van de bovenste 20 getallen (A) kruis je er 8 aan en van
de onderste 4 getallen (B) kruis je er één aan. Nadat de formulieren zijn ingeleverd, worden via een centraal systeem aselect 8 van de bovenste getallen als winnend aangewezen en wordt aselect één van de onderste getallen als winnend aangewezen. Volgens de organisatie is de kans dat je alle negen getallen goed aankruist 2 op de miljoen. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a. | Laat zien dat deze kans (ongeveer) 0,000002 is. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In onderstaande tabel is aangegeven hoeveel euro je per ingezette euro uitbetaald krijgt en wat de bijbehorende kansen zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. | Bereken de winstverwachting per ingezette euro bij dit spel. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
c. | Volgens Wikipedia heeft een speler die 100 keer 1 euro inzet bij Rapido een kans van 0,42% om daarbij precies vijf keer 10 euro uitbetaald te krijgen. Onderzoek met een berekening of deze bewering juist is. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Om een prijs te
krijgen, moet je dus 4 of meer van de aangewezen getallen uit A
juist aangekruist hebben. Zijn dat er 4, dan moet je bovendien ook
het aangewezen getal uit B juist hebben aangekruist. Bij 5 of meer
juist aangekruiste getallen in het bovenste gedeelte heb je altijd
een prijs. Volgens de organiserende instantie zijn er ongeveer 100 000 verschillende manieren om een formulier in te vullen die een prijs opleveren |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
d. | Onderzoek met een berekening of deze bewering juist is. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
54. | Ik heb een doos met daarin 6
enveloppen. In drie daarvan zit een briefje van 5 euro, de
andere drie zijn leeg. Jij gaat een dobbelsteen gooien, en het aantal ogen dat je gooit is gelijk aan het aantal enveloppen dat je mag pakken. Hoeveel geld zul jij gemiddeld krijgen bij dit spelletje? |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
55. | In de laatste ronde van een TV-spel
zijn er nog twee kandidaten over die gaan strijden om de
eindprijs. Eerst is kandidaat 1 aan de beurt. Hij mag zo vaak hij wil de schijf hiernaast draaien. Zijn eindbedrag wordt de som van alle bedragen die hij heeft gedraaid, maar zodra dat bedrag boven de 7000 uitkomt krijgt hij niets meer. Daarna mag kandidaat 2. Die doet precies het zelfde (hij heeft natuurlijk wel het voordeel dat hij al weet dat kandidaat 1 heeft gedraaid) Wie na afloop het grootste bedrag heeft gedraaid heeft gewonnen en krijgt zijn bedrag. Bij gelijkspel wint kandidaat 1. Na twee keer draaien staat kandidaat 1 op 5000 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a. | Bereken de kans vooraf dat dit zou gebeuren. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kandidaat 1 berekent dat de kans dat hij wint als hij nu zou stoppen gelijk is aan ongeveer 0,516 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. | Laat zien dat dat inderdaad zo is. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
c. | Kandidaat 1 kan nu kiezen uit twee
strategieën: Hij kan stoppen en hopen dat kandidaat 2 over de 7000 gaat. Hij kan nog een keer draaien en hopen dat hij zelf op 7000 uitkomt. Bereken welk van beide strategieën hem gemiddeld het meeste geld zal opleveren. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
56. | Examenvraagstuk HAVO Wiskunde A, 2017-I (gewijzigd) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de garage gebruikt men een tabel waarin je kunt aflezen hoe groot de kans p is dat een distributieriem van een auto in het komende jaar defect raakt. Zie de tabel. Je ziet bijvoorbeeld dat iemand die 75000 km gereden heeft met een distributieriem en daarmee het komende jaar 14000 km zal gaan rijden, een kans van 0,39 heeft op een defecte distributieriem. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ineke, die al 60000 km heeft gereden met haar distributieriem en in het komende jaar verwacht 10000 km te rijden, laat de distributieriem vervangen als de kosten van preventieve vervanging lager zijn dan de verwachtingswaarde van de kosten wanneer ze de riem niet laat vervangen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a. | Zal Ineke haar distributieriem preventief laten vervangen? Licht je antwoord toe met een berekening. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ineke heeft besloten om haar distributieriem niet
preventief te laten vervangen en ze rijdt het daaropvolgende jaar 10000
kilometer zonder problemen. Maar na dat jaar staat ze opnieuw voor de
beslissing: preventief laten vervangen of niet? Bij een bepaald aantal te rijden kilometers zijn de kosten van preventieve vervanging even hoog als de verwachtingswaarde van de kosten wanneer ze haar distributieriem niet preventief laat vervangen. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. | Onderzoek bij welk aantal kilometers dit het geval is. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||