1. |
Ik
heb twee dobbelstenen. Dobbelsteen 1 heeft
4 gele en twee rode vlakken en dobbelsteen 2 heeft 3 gele en 3
rode vlakken. |
|
|
|
|
|
a. |
Bereken de kans
op precies één keer rood als ik 6 keer met dobbelsteen 1 gooi. |
|
|
|
|
Ik gooi nu beide
dobbelstenen op tafel. Als er twee gele vlakken verschijnen
krijg ik van jou 3,00 euro. In de andere gevallen krijg jij van
mij 1,50 euro. |
|
|
|
|
b. |
Is dat een
eerlijk spel? Licht toe met een berekening. |
|
|
|
|
2. |
Als je in een bus, tram of trein
meerijdt zonder daarvoor te betalen dan heet dat
zwartrijden.
Als je betrapt wordt, dan moet je alsnog je vervoer betalen,
plus een extra boete van €35.
Gerard rijdt elke vrijdag met de trein van Groningen naar Assen.
Een kaartje kost €5,- maar Gerard heeft ontdekt dat op
deze reis (die slechts 18 minuten duurt) niet zo vaak wordt
gecontroleerd. Hij weet uit ervaring dat de kans op een controle
ongeveer 12% is.Hij vraagt zich daarom af of het niet
goedkoper zou zijn nooit een kaartje te kopen. |
|
|
|
|
|
a. |
Bereken de verwachtingswaarde van
de kosten voor een treinreis als Gerard geen kaartje koopt. |
|
|
|
|
|
b. |
Hoe groot zou de controlekans
moeten zijn zodat het niet meer voordeliger wordt geen kaartje
te kopen? |
|
|
|
|
|
c. |
Hoe groot zou de boete moeten zijn
(bij controlekans 12%) zodat het niet meer voordeliger wordt
geen kaartje te kopen? |
|
|
|
|
|
Gerard is wiskundig ingesteld en
probeert een formule te ontwikkelen voor de kosten van een reis
(K) en de controlekans (p) en de hoogte van een boete (B)
waarbij het niet meer voordeliger is geen kaartje te kopen. |
|
|
|
|
|
d. |
Druk B uit in K en p. |
|
|
|
|
|
|
|
|
3. |
Tijdens een ritje van zijn huis
naar zijn werk moet een werknemer twee bruggen over. Hij weet
dat de kansen dat die bruggen openstaan (en hij dus moet
wachten) gelijk zijn aan 0,4 en 0,5.
(Het open of dicht zijn van een brug is onafhankelijk van de
andere brug) |
|
|
|
|
|
a. |
Maak een kansverdeling voor het
aantal keer dat de werknemer moet wachten, en bereken de
verwachtingswaarde daarvan. |
|
|
|
|
|
b. |
Maak een formule voor die
verwachtingswaarde E als functie van de kansen p en
q dat de bruggen dicht zijn. |
|
|
|
|
|
|
|
|
4. |
Als je meedoet aan de Nederlandse
Lotto, dan moet je op een lottoformulier 6 verschillende
getallen kiezen uit de getallen 1 t.m.45 plus een kleur uit 6
kleuren. Een formulier om deel te nemen kost €1,50.
Bij een trekking worden ook 6 verschillende getallen plus een
kleur willekeurig gekozen, en er wordt gekeken
De basisprijzen die je kunt winnen zijn als volgt: |
|
|
|
|
|
wat
moet je goed hebben: |
je prijs: |
6 getallen + kleur |
€7.500.000 |
6 getallen |
€1.000.000 |
5 getallen + kleur |
€50.000 |
5 getallen |
€450 |
4 getallen +
kleur |
€50 |
4 getallen |
€15 |
3 getallen + kleur |
€6 |
3 getallen |
€4,50 |
2 getallen |
€1,50 |
|
|
|
|
a. |
Hoeveel procent van de inkomsten
geeft de Lotto terug aan de deelnemers? |
|
|
|
|
|
Elke keer als de hoofdprijs van 7,5
miljoen (de Jackpot) niet wordt uitgekeerd, dan
wordt die de volgende keer verhoogd met 0,5 miljoen.
Er worden bij elke trekking ongeveer 3,2 miljoen loten verkocht. |
|
|
|
|
|
b. |
Bereken de kans dat de Jackpot
oploopt tot minstens 10 miljoen. |
|
|
|
|
5. |
Er bestaan 4 bloedgroepen: O,
A, B en AB, maar dezen komen niet even vaak voor. In de
volgende tabel zie je hoeveel procent van de Nederlanders welke
bloedgroep heeft: |
|
|
|
|
|
bloedgroep |
O |
A |
B |
AB |
aantal |
47% |
42% |
8% |
3% |
|
|
|
|
|
|
Laten we een spelletje gaan spelen.
Jij geeft mij eerst 10 euro. Daarna vragen we aan een
willekeurige voorbijganger wat zijn/haar bloedgroep is, en
afhankelijk van het antwoord krijg jij van mij het
volgende geld terug: |
|
|
|
|
|
bloedgroep |
O |
A |
B |
AB |
teruggave |
€10 |
€4 |
€20 |
€60 |
|
|
|
|
|
|
Wie van ons zal er bij dit
spelletje winst maken? Hoeveel winst zal dat per spelletje
gemiddeld zijn? |
|
|
|
|
|
|
|
|
6. |
De kans dat het op een bepaalde dag
regent of niet, hangt af van de situatie op de dag ervoor. De
volgende tabel geeft aan hoe. |
|
|
|
|
|
|
vandaag |
regen |
niet-regen |
gisteren |
regen |
0,6 |
0,4 |
niet-regen |
0,3 |
0,7 |
|
|
|
|
|
|
Je kunt bijvoorbeeld aflezen dat,
als het maandag regent, dat dan de kans dat het dinsdag weer
regent gelijk is aan 60%
Stel dat het in een bepaalde week op maandag regent.
Bereken dan de verwachtingswaarde van het aantal dagen van
dinsdag-woensdag-donderdag dat het zal regenen. |
|
|
|
|
|
|
|
|
7. |
Laura en Hans spellen het volgende
spelletje:
Als inleg betaalt Hans €5,-
Daarna gaat hij met een muntstuk gooien, net zolang totdat hij
KOP gooit, Maar wel met een maximum van 6 keer gooien.
Hij verdient daarmee geld terug volgens deze tabel: |
|
|
|
|
|
aantal keer gooien |
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
teruggave |
€0 |
€2 |
€6 |
€20 |
€40 |
€75 |
|
|
|
|
|
|
a. |
Hoeveel moet Hans per spelletje
gemiddeld verwachten te winnen of verliezen? |
|
|
|
|
|
b. |
Waar zou je het getal 75 uit de
tabel in moeten veranderen zodat dit spelletje eerlijk wordt? |
|
|
|
|
|
|
|
|
8. |
Een vaas bevat 10 knikkers: 5
rode en 5 blauwe.
Je haalt er zonder terugleggen 2 uit.
Als de twee dezelfde kleur hebben krijg je € 1,10. Als ze verschillend
van kleur zijn verlies je € 1,00 |
|
|
|
|
|
a. |
Is dat een gunstig spel voor je? |
|
|
|
|
|
|
b. |
Bij hoeveel knikkers (evenveel van
elke soort) is het spel gunstig en bij hoeveel ongunstig? |
|
|
|
|
|
9. |
Bij een geschiedenistentamen moet
een student bij 9 moorden het juiste jaartal noemen. Zie de
figuur hiernaast.
Hij heeft echter geen enkel idee en moet overal volledig gokken. |
|
|
|
|
|
a. |
Op hoeveel verschillende manieren
kan hij gokken? |
|
|
|
|
Om het iets makkelijker te maken
heeft de docent de vragen in drie groepjes van 3 verdeeld: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Voor één groepje van drie blijkt de
tabel hiernaast te gelden voor een student die geen enkel idee
heeft. |
aantal goed |
0 |
1 |
2 |
3 |
kans |
0,33 |
0,50 |
0 |
0,17 |
|
|
|
|
|
b. |
Leg duidelijk uit hoe je de kansen
in deze tabel kunt berekenen. |
|
|
|
|
|
c. |
Bereken hoeveel kaartjes de student
nu gemiddeld goed zal hebben. |
|
|
|
|
|
|
|
|
10 |
In een doos zitten vijf ballen:
drie roden en twee witten. Iemand haalt er in één greep aselect
drie ballen uit. |
|
|
|
|
|
a. |
Bereken de kans
op 2 witten en 1 rode. |
|
|
|
|
|
Iemand anders haalt er één voor één
ballen uit (zonder ze terug te leggen) en stopt zodra hij een
witte heeft. |
|
|
|
|
|
b. |
Hoeveel ballen
zal hij er gemiddeld uithalen? |
|
|
|
|
|
Iemand doet nu een aantal witte
ballen extra in de vaas. Er is gegeven dat de kans op 2 roden en 1 witte in een greep van
drie ballen dan gelijk is aan 0,175. |
|
|
|
|
|
c. |
Bepaal
met je grafische rekenmachine hoeveel witte ballen in de vaas zaten.
Geef een duidelijke uitleg. |
|
|
|
|
|
|
|
|
11. |
Je
hebt niet erg veel vertrouwen in de afloop van je wiskunde-proefwerk.
Gelukkig stelt je leraar het volgende voor. Hij heeft een bak met
knikkers, genummerd 3,2,2,1,1,1.
Jullie doen beiden een blinddoek voor en trekken steeds een knikker uit
de bak. Hij begint. Na afloop hebben jullie beiden dus drie knikkers.
Het cijfer dat je krijgt is de som van de drie door jou getrokken
getallen.
Jij besluit akkoord te gaan. Maar je speelt vals en kijkt steeds stiekem
en pakt als je aan de beurt bent dus lekker de knikker met het hoogste
cijfer. |
|
|
|
|
|
|
a. |
Bereken de kans
dat jij een voldoende haalt. |
|
|
|
|
|
|
b. |
Als de leraar dit
spelletje met iedereen uit de klas zou doen, wat verwacht je dan dat het
gemiddelde van de klas zal zijn? |
|
|
|
|
|
|
|
|
12. |
Plinko was een paar jaar geleden
een erg populair TV-spelletje, vooral door de quiz "The Price is
Right" waarin het gespeeld werd.
Hiernaast zie je iemand die een groot Plikobord heeft gemaakt.
In één van de 5 openingen (A, B, C, D, E) bovenaan wordt een
schijf gegooid. Die valt omlaag en wordt door de pinnen in het
bord steeds gedwongen om naar rechts of naar links te gaan
(beiden met kans 0,5)
De gewonnen prijs staat in de vakken onderaan waarin de schijf
uiteindelijk beland.
Bereken voor elk vak bovenaan de gemiddelde te verwachten winst. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
13. |
Examenvraagstuk.
|
|
Hepatitis
A wordt over het algemeen gezien als een onschuldige infectieziekte,
maar sommige mensen kunnen van Hepatitis A ernstig ziek zijn. Het
lichaam kan antistoffen maken tegen het Hepatitis A-virus. Is dat bij
iemand gebeurd, dan is hij immuun. Dat wil zeggen dat hij deze ziekte
niet meer kan krijgen. Met een AHA-test kan worden vastgesteld of iemand
antistoffen heeft. Zonder antistoffen is hij niet immuun en loopt hij
het risico van besmetting. In de figuur herinaast is voor elke leeftijd
af te lezen hoeveel procent van de Nederlandse bevolking (van die
leeftijd) niet immuun is voor het Hepatitis A-virus. |
|
|
|
|
|
|
Voor
de Nederlandse bevolking geldt dat het percentage 45-jarigen dat immuun
is ruim drie keer zo groot is als het percentage 30-jarigen dat immuun
is. |
|
|
|
|
|
a. |
Leg met behulp
van de figuur uit dat dit klopt. |
|
|
|
|
|
In de
tropen is het risico van besmetting door het Hepatitis A-virus groot
voor mensen die niet immuun zijn. Nederlanders die naar de tropen reizen
kunnen zich laten inenten. Hierdoor zijn de tijdelijk immuun voor
Hepatitis A. De gezondheidsdienst kan kiezen tussen twee procedures:
I: 'Blind inenten'; dat wil zeggen dat iedere tropenreiziger wordt
ingeënt. Er wordt niet vooraf onderzocht of hij al immuun is voor
Hepatitis A.
II: 'Gericht inenten'; dat wil zeggen dat iedere tropenreiziger eerst
een AHA-test ondergaat. Is de reiziger niet immuun dan wordt hij
ingeënt, anders wordt hij niet ingeënt.
Neem aan dat een inenting ƒ200,- per persoon kost en een AHA-test
ƒ40,-. We bekijken een groep van 20 aselect gekozen Nederlanders van
dezelfde leeftijd die naar de tropen willen reizen. Er zijn twee
mogelijkheden: 'blind inenten' of 'gericht inenten'.
Stel dat al deze mensen 50 jaar oud zijn. |
|
|
|
|
|
b. |
Laat met een
berekening zien dat 'gericht inenten' voor deze groep naar verwachting
goedkoper is dan 'blind inenten'. |
|
|
|
|
|
Bij
een andere leeftijd dan 50 jaar zijn voor zo'n groep van 20 mensen de
verwachte kosten van 'gericht inenten' gelijk aan de kosten van 'blind
inenten' |
|
|
|
|
|
c. |
Welke leeftijd is
dat? Licht je antwoord toe. |
|
|
|
|
|
|
|
|
14. |
Fietsen
worden vaak gestolen. Het is daarom aan te raden om bij de aanschaf van
een nieuwe fiets een diefstalverzekering af te sluiten. Je kunt dan, bij
diefstal van je fiets binnen 5 jaar, een zeker percentage van het
aankoopbedrag terugkrijgen. GARANT is een verzekeringsmaatschappij voor
fietsen.
Hieronder staan 4 tabellen met gegevens.
In tabel A zie je wat voor fietsen de klanten van GARANT hebben.
In tabel B zie je hoeveel procent van welk soort fietsen wordt gestolen
Tabel C geeft de aankoopwaarde van nieuwe fietsen.
Tabel D zegt hoeveel procent GARANT terugbetaalt, afhankelijk van de
nieuwwaarde. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
a. |
De gemiddelde
nieuwwaarde van een fiets zal bij benadering 486.25 euro zijn.
Leg uit hoe deze waarde uit tabel C te vinden is, en leg ook uit waarom
dit een benadering is. |
|
|
|
|
|
b. |
Bereken het
gemiddelde bedrag dat GARANT per verzekerde fiets in een jaar zal moeten
uitkeren. |
|
|
|
|
|
|
|
|
15. |
Bij
een kaartspel heeft elke kaart een kleur: rood of
zwart.
Je kun ook naar de soort van de kaart kijken: klaveren, ruiten,
harten of schoppen
Ans en Bas spelen een gokspel met behulp van een compleet spel
kaarten (52 stuks; van elke soort 13)
Ans betaalt eerst een bepaalde inzet.
Daarna trekt ze willekeurig drie kaarten (zonder ze terug te
stoppen).
Als deze kaarten alle drie dezelfde kleur hebben krijgt zij haar inzet
dubbel terug. Als de drie kaarten van dezelfde soort zijn krijgt ze haar
inzet tien keer terug. In alle andere gevallen is ze haar inzet kwijt. |
|
|
|
|
|
a. |
Maak
een kansverdeling voor de winst van Ans en bereken daarmee of dit
spelletje in haar voordeel is of niet. |
|
|
|
|
|
Ans
en Bas gaan nu een ander spelletje spelen. Op een gegeven moment heeft
Bas de kaarten hiernaast in zijn hand. Ans pakt hier willekeurig drie
kaarten uit. |
|
|
|
|
|
b. |
Bereken de kans
dat zij (onder andere) beide azen pakt. |
|
|
|
|
Bas
denkt dat de kans dat Ans minstens twee even hoge kaarten pakt (van de
drie) niet zo groot is. |
|
|
|
|
c. |
Bereken deze
kans. |
|
|
|
|
|
|
|
|
16. |
In
Nederland was in 1985 het aantal bevallingen
van één kind gelijk aan 986,1 per 1000 bevallingen. Het aantal
tweelingen was 13,5 per 1000 bevallingen.. Het aantal drielingen was 0,4
per 1000 bevallingen. (het aantal vier- of
vijflingen of meer was dus te verwaarlozen) |
|
|
|
|
|
a. |
Bereken het
gemiddeld aantal kinderen bij een geboorte |
|
|
|
|
|
b. |
Op 1 januari
vonden in een ziekenhuis 10 bevallingen plaats. Bereken de kans
dat daarbij 12 kinderen werden geboren. |
|
|
|
|
|
|
|
|
17. |
De PABO-opleidingen zijn de laatste
jaren steeds strenger geworden met hun rekentoetsen. Het eerste
jaar moet iedere student zo'n toets halen.
De kans dat een student slaagt voor de test is 75%. Voor
studenten die de eerste test niet halen zijn er nog maximaal
twee herkansingen, ook iedere keer met slaagkans 75%. Iemand die
voor de derde keer wéér niet slaagt is definitief afgewezen, en
moet de opleiding verlaten. |
|
|
|
|
|
|
a. |
Hoe groot is de kans dat een
student de opleiding moet verlaten? |
|
|
|
|
|
Hieronder
staat een kansverdeling voor het aantal tests dat een kandidaat zal
doen. |
|
|
|
|
|
tests |
1 |
2 |
3 |
kans |
0,75 |
0,19 |
0,06 |
|
|
|
|
|
|
b. |
Bereken alle
kansen in deze tabel op vier decimalen nauwkeurig. |
|
|
|
|
|
Het
afnemen van één test kost de school 1,40 euro. Men heeft voor het
afnemen van alle tests voor het komende jaar een bedrag van 2000 euro gereserveerd. |
|
|
|
|
|
c. |
Hoeveel eerstejaars studenten verwacht men dat
er zullen zijn? |
|
|
|
|
|
|
|
|
18. |
Iemand
heeft een TV-quiz gewonnen en mag als prijs kiezen uit drie
mogelijkheden.
De quizmaster heeft een vaas met daarin 4 enveloppen. In twee enveloppen
zit 1000 euro, in één enveloppe zit 500 euro en in de laatste
enveloppe zit 2000 euroDe mogelijkheden zijn: |
|
|
|
|
|
|
A |
Kies willekeurig één enveloppe en
neem de prijs die daarin zit. |
|
B |
Kies eerst willekeurig een
enveloppe en verwijder die uit de vaas. Daarna verwijdert de
quizmaster een enveloppe met 1000 euro uit de vaas. Kies
tenslotte één van beide overgebleven enveloppen en neem de prijs
die daarin zit |
|
C. |
Doe helemaal niets met de vaas en
neem gewoon direct een prijs van 1000 euro mee naar huis. |
|
|
|
|
|
Welke mogelijkheid zal de quizwinnaar gemiddeld het meeste geld
opleveren? |
|
|
|
|
|
|
|
|
19. |
Ik
heb in mijn portemonnee alleen maar muntstukken van 10 eurocent en van
20 eurocent.
Als ik er willekeurig een muntstuk uithaal, is de verwachtingswaarde
voor mijn bedrag 16 eurocent.
Ik doe er 10 munten van 20 eurocent bij.
Nu is de verwachtingswaarde ineens 17 eurocent geworden.
Hoeveel geld had ik oorspronkelijk in mijn portemonnee? |
|
|
|
|
|
|
|
|
20. |
Een fabriek van muizenvallen wil in verband met de
toenemende concurrentie haar product gaan verbeteren.
Men besluit voor een periode van één jaar een researchafdeling te
starten. Er zullen voor een jaar lang een aantal muizenvaldeskundigen in
dienst worden genomen.
Het management schat de kans dat zo'n muizenvaldeskundige in een jaar
tijd een wezenlijke verbetering ontdekt gelijk is aan 70%. Méér dan
één verbetering zal in een jaar zeker niet lukken.
Als er inderdaad een verbetering wordt gevonden zal dat naar
schatting €80.000,- opleveren. Een tweede verbetering levert
daarna nog eens €25000,- op en een derde nog €10000,-. Nog meer
verbeteringen heeft geen zin; de markt voor muizenvallen is nou eenmaal
beperkt. Elke deskundige die in dienst wordt
genomen kost echter € 30.000,- Het management
maakt voor het geval er drie deskundigen zullen worden aangenomen de
volgende kansverdeling voor het aantal verbeteringen dat gevonden zal
worden: |
|
|
|
|
|
aantal verbeteringen |
kans |
0 |
0,027 |
1 |
0,189 |
2 |
0,441 |
3 |
0,343 |
|
|
|
|
|
|
a. |
Leg
duidelijk uit waar het getal 0,441 uit deze tabel vandaan komt. |
|
|
|
|
|
b. |
Bereken
de verwachte winst voor de fabriek als er 3 deskundigen worden
aangenomen. |
|
|
|
|
|
c. |
Hoeveel
deskundigen moet men aannemen om de verwachte winst zo groot mogelijk te
maken? |
|
|
|
|
|
|
|
|
21. |
Examenvraagstuk.
Een
aannemer probeert een opdracht voor de aanleg van een oliepijpleiding
door Alaska te krijgen. Indien hij de opdracht krijgt zal hij
graafmachines nodig hebben. Grondproeven zullen moeten uitwijzen of er
1,2,3 of 4 van deze machines nodig zijn. De aannemer zal de
machines van het bedrijf CSC (Chicago Steel Corporation) kopen als ze
direct ter plaatse beschikbaar zijn. Indien er niet genoeg machines zijn
zal de aannemer de ontbrekende machines kopen bij een concurrent van CSC
die over een filiaal in Alaska beschikt.
Om de machines tijdig ter plaatse te hebben moet CSC de machines
reeds naar Alaska brengen voordat alle resultaten van de grondproeven
bekend zijn. |
|
CSC
schat dat elke machine die verkocht wordt een winst oplevert van $50000
en dat elke machine die naar Alaska is gestuurd en niet verkocht wordt
een verlies van $10000 geeft.
Voor deze situatie stelt CSC een verlies-winsttabel op. Hiernaast is
deze tabel voor een deel ingevuld. |
|
aantal machines dat
de aannemer nodig heeft |
|
0 |
1 |
2 |
3 |
4 |
aantal
machines
dat CSC
stuurt |
1 |
|
|
|
|
|
2 |
|
|
|
|
|
3 |
-30 |
30 |
90 |
150 |
150 |
4 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
a. |
Vul de ontbrekende getallen in. |
|
|
|
|
|
De
onzekerheid of de aannemer het contract krijgt en hoeveel machines hij
dan wel nodig zou hebben brengt CSC ertoe adviezen van deskundigen in te
winnen.
Zij schatten: |
|
|
|
|
|
aantal machines dat
de klant nodig heeft |
0 |
1 |
2 |
3 |
4 |
kans |
0,50 |
0,10 |
0,20 |
0,15 |
0,05 |
|
|
|
|
|
|
CSC
neemt deze schattingen als uitgangspunt en besluit dát aantal machines
te sturen waarbij de verwachtingswaarde van de winst maximaal is. |
|
|
|
|
|
b. |
Bereken
hoeveel machines CSC zal sturen. |
|
|
|
|
22. |
De twee schijven hiernaast zijn elk
in tien even grote sectoren verdeeld. Een gele sector is nul
punten waard, een groene 1 punt en een oranje 2 punten.
Om een schijf
te mogen draaien moet je 1 euro betalen en je krijgt na afloop het
aantal euro van het getal waar de wijzer bij staat. |
|
|
|
|
|
a. |
Hoeveel
geld verwacht je bij elk van deze schijven gemiddeld te winnen? |
|
|
|
|
|
b. |
Stel
dat je drie keer speelt bij één van beide schijven.
Bij welke schijf is dan de kans het grootst dat je geld hebt gewonnen?
Geef een berekening. |
|
|
|
|
23. |
Zes kluizenaars leven op een verder onbewoond eiland.
Op een dag vindt één van hen een aangespoelde dolfijn, en krijgt daar
een besmettelijke ziekte van. De ziekte heet "gezelligheid", en zorgt
ervoor dat een kluizenaar op bezoek gaat bij een andere kluizenaar.
Het valt gelukkig mee; de aanval van "gezelligheid" duurt slechts één
dag. Daarna is de kluizenaar genezen en immuun geworden. Helaas is de
"gezelligheid" wel uiterst besmettelijk gedurende deze
dag.
Gedurende zijn besmette dag bezoekt de kluizenaar één andere
kluizenaar, die de ziekte dus ook krijgt.
Ook deze tweede kluizenaar bezoekt tijdens zijn besmette dag willekeurig
één andere kluizenaar (misschien wel degene die hem net bezocht).
Zo wordt de gezelligheid van kluizenaar op kluizenaar overgedragen totdat een
zieke kluizenaar een andere bezoekt die de ziekte al heeft gehad en dus
immuun is. Hoeveel kluizenaars zullen gemiddeld last van
"gezelligheid" krijgen? |
|
|
|
|
|
|
|
24. |
Joop
en Arie spelen een oneerlijk dobbelspel.
Joop gooit met een zeskantige dobbelsteen met de cijfers 1 tm 6 daarop,
Arie gooit met een achtkantige dobbelsteen met de cijfers 1 tm 8. Degene
die het hoogst gooit krijgt het verschil van beide getallen in euro's
uitbetaald.Wat
is de verwachtingswaarde van het bedrag dat Arie zal winnen? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
25. |
Alice gelooft dat Obama de
komende verkiezingen zal winnen met een kans van 65%
Bob denkt daarentegen dat Obama zal verliezen met een kans van 75%
Jij gaat met beiden een weddenschap aan.Je stelt Alice voor dat je
haar €2,- betaalt als Obama wint, maar dat je van haar in het andere
geval €3,- krijgt. |
|
|
|
|
|
a. |
Laat zien dat Alice deze weddenschap zal
aannemen omdat zij verwacht gemiddeld erop vooruit te gaan. |
|
|
|
|
|
Vervolgens stap je naar Bob
met het voorstel dat hij €2,- van je krijgt als Obama verliest, maar dat
hij in het andere geval jou een bepaald bedrag X moet betalen. |
|
|
|
|
|
b. |
Welke bedragen zal Bob voor X accepteren
in de verwachting dat hij gemiddeld geld zal winnen? |
|
|
|
|
|
Je spreekt met Bob af
dat X = €3,- |
|
|
|
|
|
c. |
Laat zien dat jij met deze twee
weddenschappen in ieder geval een euro zult winnen!!!!!! |
|
|
|
|
26. |
Acht eendenjagers zitten in een
schuilhut verborgen. Ze zijn allemaal zulke goede jagers dat elk
schot dat ze op een eend lossen raak is!
Op een bepaald moment vliegt er een groep van 8 eenden over.
Elke jager kiest willekeurig een eend en schiet er op.
Hoeveel eenden zullen de vlucht gemiddeld overleven? |
|
|
|
|
|
|
|
|
27. |
Bij een gokspel wordt er één maal
geworpen met drie zuivere munten.
De uitbetaling in euro's is het kwadraat van het aantal munten
dat met "kop" boven ligt. |
|
|
|
|
|
a. |
Maak een kansverdeling van de
uitbetaling. |
|
|
|
|
|
b. |
Hoe groot moet de inzet zijn opdat
de winstverwachting per spel
€1,20 is? |
|
|
|
|
|
|
|
|
28. |
examenvraagstuk HAVO Wiskunde A,
1998. |
|
|
|
|
|
Crown and Anchor is een oud Engels
bordspel. Vroeger werd het veel gespeeld in pubs en op kermissen
onder leiding van de zogenaamde playmaster. Het is een simpel
gokspelletje. |
|
Het speelbord bestaat uit
zes vakken. In ieder vak staat een teken, achtereenvolgens Schoppen,
Harten, Ruiten, Klaver, Kroon en Anker.
Zie de figuur hiernaast. Er horen ook nog drie kubusvormige
dobbelstenen bij met deze zes tekens op de zijkanten.
Iedereen die wil zet geld in op één van de vakken. De drie
dobbelstenen worden gegooid. Winnaars zijn diegenen die ingezet
hebben op een van de tekens die de dobbelstenen aangeven. Ze krijgen
van de playmaster hun inzet terug plus zoveel maal die inzet als het
teken boven kwam. |
|
|
Er wordt bijvoorbeeld Kroon, Kroon, Klaver gegooid. In dat
geval krijgen de kroongokkers in totaal driemaal hun inzet, de
klavergokkers tweemaal hun inzet en de overigen zijn hun inzet
kwijt.
We bekijken nu het spel van
iemand die één shilling zet op Anker.
Hieronder staat een tabel die gedeeltelijk is ingevuld met kansen op
het aantal malen Anker in één spel. |
|
|
|
|
|
aantal maal Anker |
0 |
1 |
2 |
3 |
kans |
125/216 |
75/216 |
|
|
|
|
|
|
|
|
a. |
Neem deze tabel over en vul
hem verder in. Licht je antwoord met berekeningen toe. |
|
|
|
|
|
We noemen een spel
eerlijk als de te verwachten opbrengst gelijk is aan de inzet.
Loterijen en spelletjes als Crown and Anchor zijn natuurlijk nooit
eerlijk. De organisator, in dit geval de playmaster, moet er aan
verdienen. |
|
|
|
|
|
b. |
Bereken met behulp van de
tabel de winstverwachting van een speler die één keer één shilling
inzet op Anchor. |
|
|
|
|
|
Zoals bij alle gokspelletjes
doen ook over Crown and Anchor de wildste verhalen de ronde. Zo
beweert men dat er ooit in een pub in Southampton een serie van 22
worpen (van steeds 3 dobbelstenen) achtereen plaatsvond waarbij elke
keer minstens één Anker zat. Hier volgen drie reacties op dit
verhaal: |
|
I |
Dit is onmogelijk. Het
verhaal is verzonnen. |
|
II |
De kans op die gebeurtenis
is wel heel klein. Als het verhaal waar is, moeten de dobbelstenen
onzuiver zijn geweest. |
|
III |
De kans op die gebeurtenis
is wel erg klein, maar het verhaal kan best waar zijn. |
|
|
|
|
|
c. |
Met welke van deze reacties
ben jij het eens? Licht je antwoord toe, onder andere met een
berekening van de bijbehorende kans. |
|
|
|
|
29. |
examenvraagstuk HAVO Wiskunde A,
2001 Opiniepeilingen worden vaak telefonisch gedaan, maar
voor bepaalde soorten enquêtes stuurt een onderzoeksbureau
enquêteurs met een vragenlijst op pad.
Wanneer de enquêteur op een
adres komt waar niemand thuis is, probeert hij het later voor de tweede
keer. Als ook bij het tweede bezoek niemand thuis is, doet hij bij dit
adres nog een derde poging. Die derde keer is ook de laatste keer, zelfs
als er dan weer niemand thuis is. Uit ervaring weet men dat de kans dat
iemand thuis is, de eerste keer het grootst is. Bij de tweede poging is de
kans wat kleineren bij het derde bezoek zelfs veel kleiner.
Stel dat bij het eerste bezoek bij 90% van de adressen iemand thuis is.
Bij de adressen waar men de eerste keer niet thuis was, is 80% bij het
tweede bezoek wel thuis. Op de adressen waar een derde poging nodig is, is
bij dat derde bezoek 40% thuis. Zie volgende figuur. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
a. |
Bereken de kans dat de enquêteur op een
adres pas bij het derde bezoek iemand thuis treft. |
|
|
|
|
|
Het onderzoek wordt gehouden bij
1400 verschillende adressen |
|
|
|
|
|
b. |
Bereken hoeveel keer in totaal een adres zal
worden bezocht voor dit onderzoek. |
|
|
|
|
30. |
Eindexamenvraagstuk HAVO
Wiskunde A, 2007 ‘Tientjes’ is een gokspel voor twee
personen. Eén persoon is de speler, de ander is de
bank.
Er zijn vijf kaarten die aan één zijde met een getal
bedrukt zijn: drie met het getal –10 en
twee met het getal +10.
Bij het begin van het spel schudt de bank deze kaarten en
legt ze van links naar rechts naast elkaar op tafel
met de getallen naar beneden.
Het spel gaat als volgt:
De speler kiest één kaart en draait die om. |
|
• |
als
er –10 op de kaart staat, moet de speler 10 euro
betalen aan de bank; |
|
• |
als
er +10 op de kaart staat, ontvangt hij 10 euro van
de bank. |
|
De
gekozen kaart wordt weggelegd. De speler besluit of hij stopt of doorgaat.
Als hij doorgaat, kiest hij weer een kaart en draait die
om, enz. Het spel stopt als de speler geen kaart meer wil omdraaien of
als alle vijf de kaarten zijn omgedraaid. Speler Renske heeft de volgende strategie: |
|
• |
Ze
stopt met omdraaien als ze in het spel voor de tweede keer een kaart
met –10 heeft omgedraaid. Dan weet
ze namelijk zeker dat ze niet meer met winst kan
eindigen. |
|
• |
Ze
stopt ook als ze voor de tweede keer een kaart met +10 heeft
omgedraaid. Daarna kan haar winst immers alleen maar
kleiner worden. |
|
|
|
|
|
In de
volgende tabel staat een onvolledige kansverdeling van de eindresultaten. |
|
|
|
|
|
Eindresultaat |
-20 |
-10 |
+10 |
+20 |
Kans |
3/10 |
4/10 |
|
1/10 |
|
|
|
|
|
|
a. |
Toon het getal 4/10
uit de tabel aan. |
|
|
|
|
|
b. |
Toon met behulp van de verwachtingswaarde aan dat Renske
met haar strategie per spel gemiddeld
6 euro zal verliezen. |
|
|
|
|
|
Marlies heeft een andere strategie dan
Renske. Nadat Marlies een kaart heeft omgedraaid,
draait ze alleen een volgende kaart om als ze op verlies staat. |
|
|
|
|
|
c. |
Onderzoek of de strategie van Marlies
beter is. |
|
|
|
|
|
|
|
|
31. |
Eindexamenvraagstuk HAVO
Wiskunde B, 2008
|
|
Een
viervlaksdobbelsteen is een dobbelsteen met de vorm
van een regelmatig viervlak. Met zo’n dobbelsteen kun
je 1, 2, 3 of 4 gooien. Op de foto zie je de situatie waarin
er 1 is gegooid. In deze opgave gaan we uit van een
zuivere viervlaksdobbelsteen. De volgende
vragen gaan over een spel met deze dobbelsteen. De
inleg is € 2,75. Een speler die het spel speelt, mag een aantal keren
met de dobbelsteen gooien. De gegooide cijfers
worden bij elkaar opgeteld. Als de speler stopt bij
een totaal van 1, 2, 3 of 4, dan krijgt hij dit aantal in euro’s uitgekeerd.
Als de speler in totaal 5 of meer gegooid heeft, dan wordt er niets
uitgekeerd. Zie de volgende tabel. |
|
|
|
|
|
|
|
Totaal
na één of
meer worpen |
Uitkering |
Winst
voor
de speler |
1 |
€
1,- |
- €
1,75 |
2 |
€
2.- |
- €
0,75 |
3 |
€
3,- |
€ 0,25 |
4 |
€
4.- |
€ 1,25 |
5 of
meer |
€
0,- |
-€
2,75 |
|
|
|
|
|
|
Iemand wil
één keer het spel spelen. Hij hanteert bij zijn spel de volgende strategie.
Wanneer hij een totaal van 4 (of meer) heeft bereikt, stopt hij. Zolang
het totaal minder dan 4 is, gaat hij door met
gooien.
Het totaal
van 4 kan op verschillende manieren worden bereikt. Dit kan in één
worp maar ook in twee, drie of vier worpen. |
|
|
|
|
|
a. |
Bereken de kans dat hij een totaal van 4 bereikt met deze
strategie. |
|
|
|
|
|
Iemand
anders speelt het spel volgens een andere strategie.
Zijn strategie is als volgt:
− Als
hij bij de eerste worp 1 gooit, gooit hij nog
één keer.
− Als hij 2, 3 of 4 gooit, stopt hij.
In de figuur hiernaast is dit schematisch weergegeven.
Hij speelt 80 spelletjes met deze strategie. |
|
|
|
|
|
|
b. |
Bereken
hoeveel winst of verlies hij kan verwachten. |
|
|
|
|
32. |
Examenvraagstuk VWO Wiskunde A,
2004 Bij vierkeuzevragen staan bij elke vraag
vier mogelijke antwoorden: A, B, C en D. Slechts één daarvan is juist.
Een kandidaat kan één van de vier antwoorden kiezen of de vraag
onbeantwoord laten. Bij keuze van het juiste antwoord wordt 1 punt
toegekend, in alle andere gevallen 0 punten. Als een kandidaat absoluut
niet weet welk antwoord juist is en welke antwoorden onjuist zijn, doet
hij er daarom verstandig aan om toch een antwoord te geven. Dit leidt
tot gokgedrag.
Een voorbeeld kan dit verduidelijken. Neem aan dat Tim en Tom, een
tweeling, allebei niets snappen van scheikunde. Zij hebben voor een
proefwerk dan ook allebei niets geleerd, omdat dat in hun ogen toch geen
zin heeft. Bij het proefwerk, dat uit 20 vierkeuzevragen bestaat, vult
Tim niets in. Hij heeft dan ook 0 punten. Tom heeft elke vraag gegokt. |
|
|
|
|
|
a. |
Bereken het aantal punten dat Tom kan
verwachten. |
|
|
|
|
|
Er is ook wel eens geopperd om bij een
onjuist antwoord strafpunten te geven. Een kandidaat heeft dan twee
keuzes: niets invullen levert 0 punten op; wel iets invullen levert 1
punt op bij een juist antwoord en -0,5 punt (0,5 strafpunt) bij een
onjuist antwoord. |
|
|
|
|
|
b. |
Bereken de verwachtingswaarde
van de score per vraag bij dit strafpunten systeem als een
kandidaat gokt. |
|
|
|
|
|
|
|
|
33. |
Examenvraagstuk VWO Wiskunde B,
2002 Om te mogen bouwen op een
perceel grond is een zogeheten schone-grond-verklaring nodig.
Een onafhankelijke instantie neemt twee grondmonsters van zo'n perceel.
Van elk perceel wordt in een laboratorium één monster getest op
verontreiniging. Als er geen verontreiniging wordt aangetroffen wordt
een schone-grond-verklaring afgegeven voor het betreffende perceel.
Ga in deze opgave uit van de volgende veronderstellingen:
Als de grond van een perceel verontreinigd is, wordt die verontreiniging
in elk monster van dat perceel aangetroffen.
De kans dat een perceel verontreinigd is is 1%.
De kansen op verontreiniging voor verschillende percelen zijn
onafhankelijk van elkaar.
Het testen van een monster is een kostbare zaak. In plaats van het
afzonderlijk testen van de grond van elk perceel worden - om kosten te
besparen - de grondmonsters van meerdere percelen bij elkaar gevoegd en
als één geheel getest.
Veronderstel dat men grondmonsters van vijf percelen bij elkaar
neemt en dit mengsel test. Als er geen verontreiniging in dit mengsel
wordt aangetroffen, wordt voor elk van de betreffende percelen een
schone-grond-verklaring afgegeven. Als er wel verontreiniging wordt
aangetroffen test men van elk van de vijf percelen het tweede monster
apart. |
|
|
|
|
|
a. |
Bewijs dat de kans dat men de
tweede monsters zal moeten testen, afgerond op drie decimalen, gelijk is
aan 0,049 |
|
|
|
|
|
Het nemen van twee
grondmonsters van een perceel kost € 20,-. Een test in het
laboratorium kost € 150,-. |
|
|
|
|
|
b. |
Toon aan dat de te verwachten kostenbesparing
op het onderzoek van vijf percelen grond op deze manier €563,25 is. |
|
|
|
|
|
Uit de uitkomst van vraag 10
blijkt dat het inderdaad kostenbesparend is om een aantal monsters
tegelijk te testen. Men vraagt zich af of een verdere kostenbesparing te
realiseren is.
De grondmonsters van n percelen worden bij elkaar genomen. |
|
|
|
|
|
c. |
Bewijs dat de
verwachtingswaarde van de kosten per perceel gelijk is aan : 170 + (150/n) - 150 • (0,99)n.
|
|
|
|
|
|
d. |
Bereken bij welke waarde van n
deze verwachtingswaarde minimaal is. |
|
|
|
|
|
|
|
|
34. |
Examenvraagstuk VWO Wiskunde B,
2004 |
|
|
|
|
|
Deze opgaven gaat over krasloten
waarmee je 3 euro of 6 euro of niets kunt ontvangen. Elk kraslot
heeft drie vakjes die je open kunt krassen. Zie de figuur
hiernaast. In één van de vakjes is een MIN (-)
verborgen, in de andere twee een PLUS (+).
Je kunt het kraslot inleveren na één vakje of na twee vakjes te hebben
opengekrast. Voor elke opengekraste PLUS ontvang je drie euro, maar als
je de MIN hebt opengekrast is het lot waardeloos geworden. Zie de figuur
hieronder. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bij de mensen die krasloten
kopen onderscheiden we twee typen krassers: |
|
|
- waaghalzen: krassen een tweede vakje open als het eerste
vakje een PLUS oplevert.
- angsthazen : krassen één vakje open en stoppen.
|
|
Je kunt je afvragen welk type
krasser het slimst is. |
|
|
|
|
|
a. |
Bereken voor zowel de waaghalzen
als de angsthazen welk bedrag zij naar verwachting per
opengekrast lot zullen ontvangen. |
|
|
|
|
|
Bij een bepaalde kiosk is
gebleken dat 65% van de krassers een waaghals is en 35% een angsthaas.
Op zekere dag komen 500 mensen een lot kopen bij deze kiosk en krassen
het open. |
|
|
|
|
|
b. |
Bereken hoeveel van deze
mensen naar verwachting niets uitbetaald krijgen. |
|
|
|
|
35. |
In
een grote speelhal kun je aan een groot rad van fortuin draaien
dat in 4 gelijke sectoren is verdeeld. Drie van de sectoren
leveren €5,- op, de vierde levert €12,- op.
Je mag 4 keer draaien en wint het totaal aantal punten in
euro’s dat je in die 4 keer hebt gedraaid.
De inleg voor het spel is €30, -
Voor jouw winst geldt dan de volgende tabel:
|
|
|
winst in euro |
-10 |
-3 |
4 |
11 |
28 |
kans |
0,3164 |
0,4291 |
0,2109 |
0,0469 |
0,0039 |
|
|
|
|
|
|
a. |
Bereken het getal 0,2109 uit de tabel in 6 decimalen nauwkeurig |
|
|
|
|
|
b. |
Is
dit een eerlijk spel? Leg duidelijk uit. |
|
|
|
|
|
c. |
Hoe groot is de kans dat je bij 100 zulke spelletjes (van 4 keer
draaien) minder dan 60 keer geld verliest? |
|
|
|
|
36. |
Examenvraagstuk VWO Wiskunde B,
2008. In een speelhal
kun je het volgende spel spelen. In een vaas zitten 7 ballen: 4 witte en 3
zwarte. Een speler doet willekeurig een greep van drie ballen uit de vaas.
Voor elke witte bal in zijn greep ontvangt hij 1 euro (en voor een zwarte
bal ontvangt hij niets). De inzet die de speler aan de speelhal moet
betalen is €1,75 per spel.
Per keer spelen
ontvangt een speler dus 0, 1, 2 of 3 euro. De kansen op deze vier
mogelijke bedragen zijn achtereenvolgens: 1/35, 12/35
, 18/35 en 4/35 . |
|
|
|
|
|
a. |
Toon aan dat de
kans op 2 euro inderdaad 18/35 is. |
|
|
|
|
|
Iemand besluit
het spel zestien keer te spelen. Hij maakt in een spel winst als hij meer
dan €1,75 ontvangt. De kans dat hij tenminste tien keer winst zal maken
is groter dan 1/2 . |
|
|
|
|
|
b. |
Bereken de
kans dat hij ten minste tien keer winst zal maken. |
|
|
|
|
|
Het lijkt dus wel gunstig voor een speler om het spel
te spelen. Maar, schijn bedriegt! |
|
|
|
|
|
c. |
Toon aan dat
de speelhal op de lange termijn toch winst zal maken met dit spel. |
|
|
|
|
|
|
|
|
37. |
Examenvraagstuk HAVO Wiskunde A,
2013. (gewijzigd)
Peter en Quinten spelen een dobbelspel. Er wordt
gegooid met twee zuivere dobbelstenen, waarbij het niet uitmaakt of
Peter of Quinten gooit. Peter krijgt een punt als met beide
dobbelstenen hetzelfde aantal ogen (dubbel) wordt gegooid. In alle
andere gevallen (niet-dubbel) krijgt Quinten een punt. |
|
|
|
|
|
a. |
Toon aan dat de kans dat Quinten een punt krijgt
5/6
is. |
|
|
|
|
|
Degene die het eerst een vooraf afgesproken aantal
punten heeft, wint het spel. Het is wel duidelijk dat er geen sprake
is van eerlijk spel: Quinten heeft vijfmaal zoveel kans op een punt
als Peter. Daarom spreken ze af dat Quinten één punt krijgt als er
niet-dubbel wordt gegooid, maar dat Peter vijf punten krijgt als er
dubbel wordt gegooid.
Neem aan dat Peter en Quinten hebben afgesproken dat
degene die het eerst vijf punten heeft, het spel wint. |
|
|
|
|
|
b. |
Toon aan dat de kans dat Quinten dan
het spel wint kleiner is dan 0,5. |
|
|
|
|
|
c. |
Bereken de verwachtingswaarde van het aantal worpen dat nodig is
totdat er een winnaar is. Rond het antwoord af op één decimaal. |
|
|
|
|
38. |
Op de kermis mag je 3 keer schieten
voor €3,50
Het eerste rake schot levert 1 punt op, het tweede daarbovenop
nog eens 2 punten en het derde daar bovenop nog eens 3 punten.
Je uitbetaling na afloop is het totaal aantal punten dat je hebt
gescoord.
Je weet dat de kans dat jij raak schiet elke keer gelijk is aan
0,62 |
|
|
|
|
|
a. |
Maak een kansverdeling en bereken
de verwachtingswaarde van jouw winst. |
|
|
|
|
|
b. |
Welke trefkans (in plaats van 62%)
heb je nodig om quitte te spelen? |
|
|
|
|
|
|
|
|
39. |
Iemand gooit met vijf keer een muntstuk en telt daarbij het
aantal keren KOP.
Hij begint de volgende kansverdeling in te vullen: |
|
|
|
|
|
aantal kop |
0 |
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
kans |
0,03125 |
0,1875 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Je
kunt nu deze kansverdeling invullen zonder verder
kansberekeningen te maken. Leg uit hoe dat kan, en vul
de tabel verder in. |
|
|
|
|
40. |
Bij het bordspel Istanbul mag je op
één van de velden met twee dobbelstenen gooien om geld te
krijgen. Je moet van tevoren een bedrag noemen, en als je dat
aantal ogen of meer gooit, dan krijg je zoveel geld als je
noemde. Als het mislukt, krijg je altijd
€2,-
Welk bedrag levert gemiddeld het meeste geld op? |
|
|
|
|
|
41. |
examenvraagstuk VWO wiskunde C,
2015.
|
|
In Frankrijk kun je in sommige
cafés het kansspel Rapido spelen. Dit
spel speel je door getallen aan te kruisen op een formulier. Zie de
afbeelding. Van de bovenste 20 getallen (A) kruis je er 8 aan en van
de onderste 4 getallen (B) kruis je er één aan.
Nadat de formulieren zijn ingeleverd, worden via een centraal
systeem aselect 8 van de bovenste getallen als winnend aangewezen en
wordt aselect één van de onderste getallen als winnend aangewezen.
Volgens de organisatie is de kans dat je alle negen getallen goed
aankruist 2 op de miljoen. |
|
|
|
|
|
|
a. |
Laat zien dat deze kans
(ongeveer) 0,000002 is. |
|
|
|
|
|
In onderstaande
tabel is aangegeven hoeveel euro je per ingezette euro uitbetaald
krijgt en wat de bijbehorende kansen zijn. |
|
|
|
|
|
Aantal goed
in A |
4 |
5 |
5 |
6 |
6 |
7 |
7 |
8 |
8 |
Aantal goed
in B |
1 |
0 |
1 |
0 |
1 |
0 |
1 |
0 |
1 |
Uitbetaling
per euro |
1 |
2 |
6 |
10 |
30 |
50 |
150 |
1000 |
10000 |
Kans
1000000 |
68766 |
73351 |
24450 |
11003 |
3668 |
572 |
191 |
6 |
2 |
|
|
|
|
|
|
b. |
Bereken de
winstverwachting per ingezette euro bij dit spel. |
|
|
|
|
|
c. |
Volgens
Wikipedia heeft een speler die 100 keer 1 euro inzet bij Rapido een
kans van 0,42% om daarbij precies vijf keer 10 euro uitbetaald te
krijgen. Onderzoek met
een berekening of deze bewering juist is. |
|
|
|
|
|
Om een prijs te
krijgen, moet je dus 4 of meer van de aangewezen getallen uit A
juist aangekruist hebben. Zijn dat er 4, dan moet je bovendien ook
het aangewezen getal uit B juist hebben aangekruist. Bij 5 of meer
juist aangekruiste getallen in het bovenste gedeelte heb je altijd
een prijs.
Volgens de organiserende instantie zijn er ongeveer 100 000
verschillende manieren om een formulier in te vullen die een prijs
opleveren |
|
|
|
|
|
d. |
Onderzoek met
een berekening of deze bewering juist is. |
|
|
|
|
|
|
|
|
42. |
Ik heb een doos met daarin 6
enveloppen. In drie daarvan zit een briefje van 5 euro, de
andere drie zijn leeg.
Jij gaat een dobbelsteen gooien, en het aantal ogen dat je gooit
is gelijk aan het aantal enveloppen dat je mag pakken.
Hoeveel geld zul jij gemiddeld krijgen bij dit spelletje? |
|
|
|
|
|
|
|
|
43. |
Een straatartiest heeft een vaas
met 8 rode en 6 groene ballen erin. Voor 4 euro mag je een
spelletje spelen, en dat gaat zó:
Je haalt zonder te kijken een bal uit de vaas. Als het een rode
is ben je direct al je geld kwijt.
Als het een groene is mag je kiezen:
óf je stopt en krijgt 9 euro.
óf je speelt door en trekt nóg een bal. Is deze rood dan ben je
weer alles kwijt, is deze wéér groen dan krijg je 21 euro, en is
het spel afgelopen
Bereken wat de slimste tactiek is: helemaal niet spelen,
steeds één bal pakken of steeds 2 ballen pakken. |
|
|
|
|
44. |
In de laatste ronde van een TV-spel
zijn er nog twee kandidaten over die gaan strijden om de
eindprijs.
Eerst is kandidaat 1 aan de beurt. Hij mag zo vaak hij wil de
schijf hiernaast draaien. Zijn eindbedrag wordt de som van alle
bedragen die hij heeft gedraaid, maar zodra dat bedrag boven de
7000 uitkomt krijgt hij niets meer.
Daarna mag kandidaat 2. Die doet precies het zelfde (hij heeft
natuurlijk wel het voordeel dat hij al weet dat kandidaat 1
heeft gedraaid)
Wie na afloop het grootste bedrag heeft gedraaid heeft gewonnen
en krijgt zijn bedrag. Bij gelijkspel wint kandidaat 1.
Na twee keer draaien staat kandidaat 1 op 5000 |
|
|
|
|
|
|
a. |
Bereken de kans vooraf dat dit zou
gebeuren. |
|
|
|
|
|
Kandidaat 1 berekent dat de kans
dat hij wint als hij nu zou stoppen gelijk is aan ongeveer
0,516 |
|
|
|
|
|
b. |
Laat zien dat dat inderdaad zo is. |
|
|
|
|
|
c. |
Kandidaat 1 kan nu kiezen uit twee
strategieën:
Hij kan stoppen en hopen dat kandidaat 2 over de 7000 gaat.
Hij kan nog een keer draaien en hopen dat hij zelf op 7000
uitkomt.
Bereken welk van beide strategieën hem gemiddeld het meeste geld
zal opleveren. |
|
|
|
|
45. |
Examenvraagstuk HAVO Wiskunde A,
2017-I (gewijzigd) |
|
|
|
|
|
In de garage gebruikt men een tabel waarin je kunt
aflezen hoe groot de kans p is dat een distributieriem van een
auto in het
komende jaar defect raakt. Zie de tabel. Je ziet bijvoorbeeld dat iemand
die 75000 km gereden heeft met een distributieriem en daarmee het
komende jaar 14000 km zal gaan rijden, een kans van 0,39 heeft op een
defecte distributieriem. |
|
|
|
|
|
|
verwachte aantal te rijden kilometers (×1000) |
8 |
10 |
12 |
14 |
16 |
18 |
20 |
22 |
24 |
26 |
28 |
30 |
aantal gereden
kilometers met
distributieriem
(×1000) |
60 |
0,01 |
0,02 |
0,03 |
0,04 |
0,07 |
0,10 |
0,13 |
0,18 |
0,24 |
0,31 |
0,38 |
0,46 |
65 |
0,03 |
0,05 |
0,08 |
0,11 |
0,15 |
0,21 |
0,27 |
0,34 |
0,42 |
0,50 |
0,58 |
0,65 |
70 |
0,08 |
0,12 |
0,17 |
0,23 |
0,30 |
0,37 |
0,45 |
0,53 |
0,61 |
0,69 |
0,75 |
0,81 |
75 |
0,17 |
0,23 |
0,31 |
0,39 |
0,47 |
0,55 |
0,64 |
0,71 |
0,78 |
0,83 |
0,88 |
0,91 |
80 |
0,29 |
0,38 |
0,47 |
0,56 |
0,64 |
0,72 |
0,79 |
0,84 |
0,89 |
0,92 |
0,95 |
0,97 |
85 |
0,42 |
0,53 |
0,62 |
0,71 |
0,78 |
0,84 |
0,89 |
0,92 |
0,97 |
0,97 |
0,98 |
0,99 |
|
|
|
|
|
|
Ineke, die al 60000 km heeft gereden met haar
distributieriem en in het komende jaar verwacht 10000 km te rijden, laat
de distributieriem vervangen als de kosten van preventieve vervanging
lager zijn dan de verwachtingswaarde van de kosten wanneer ze de riem
niet laat vervangen. |
|
|
|
|
|
a. |
Zal Ineke haar distributieriem preventief laten
vervangen? Licht je antwoord toe met een berekening. |
|
|
|
|
|
Ineke heeft besloten om haar distributieriem niet
preventief te laten vervangen en ze rijdt het daaropvolgende jaar 10000
kilometer zonder problemen. Maar na dat jaar staat ze opnieuw voor de
beslissing: preventief laten vervangen of niet?
Ook nu wil ze haar distributieriem preventief laten vervangen als de
kosten hiervan lager zijn dan de verwachtingswaarde van de kosten
wanneer ze de riem niet preventief laat vervangen. Het aantal te rijden
kilometers in het daaropvolgende jaar staat voor haar echter nog niet
vast.
Bij een bepaald aantal te rijden kilometers zijn de
kosten van preventieve vervanging even hoog als de verwachtingswaarde
van de kosten wanneer ze haar distributieriem niet preventief laat
vervangen. |
|
|
|
|
|
b. |
Onderzoek bij welk aantal kilometers dit
het geval is. |
|
|
|
|
|
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|
|
|
|