|
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|
|
|
|
|
|
1. |
examenvraagstuk
VWO Wiskunde B, 2011
De cirkel door D die de lijn AB raakt in B
en de cirkel door D die de lijn AC raakt in C, hebben koorde DF
gemeenschappelijk. Zie de figuur.Bewijs dat vierhoek ABFC een koordenvierhoek
is. |
|
|
|
|
|
2. |
Twee cirkels snijden
elkaar in de punten A en B.
Door punt A wordt een willekeurige lijn getekend die de cirkels
snijdt in P en Q.
AC is de raaklijn in A aan één van de cirkels.
In deze opgave gaan we bewijzen dat BP/BQ
een constante verhouding is, onafhankelijk van de lijn PQ. |
|
|
|
|
|
a. |
Toon aan dat ∠APB
= ∠CAB |
|
|
|
|
b. |
Toon aan dat de driehoeken BAC en BPQ
gelijkvormig zijn. |
|
|
|
|
|
c. |
Toon aan dat BP/BQ
constant is. |
|
|
|
|
|
3. |
PQ is een middellijn
van een cirkel met middelpunt M.
R is een ander punt van die cirkel.
De raaklijnen in R en Q snijden elkaar in S.
Toon aan dat ∠RSQ = 2 • ∠RQP |
|
|
|
|
|
4. |
examenvraagstuk
VWO Wiskunde B, 2012 |
|
|
|
|
|
Gegeven is een parallellogram
ABCD.
De bissectrice van hoek
ADB
snijdt het verlengde van
CB
in het punt
E.
Zie de figuur hiernaast.
Driehoek
BDE
is gelijkbenig. |
|
|
|
|
a. |
Bewijs dit. |
|
|
|
|
|
In
de figuur hiernaast is opnieuw een parallellogram
ABCD
getekend.
Nu is ook gegeven dat de lijn door
B
en
C
raakt aan de omgeschreven cirkel van driehoek
ABD.
De bissectrice van hoek
ADB
snijdt het verlengde van
CB
in
E
en de cirkel in
F.
Ook hier geldt: driehoek
BDE
is gelijkbenig. |
|
|
|
|
|
b. |
Bewijs dat ∠BFD
= 2 • ∠BEF |
|
|
|
|
5. |
ABCD is een
koordenvierhoek in cirkel c, waarvan de diagonalen AC en
DB loodrecht op elkaar staan.
In de punten A, B, C en D worden de raaklijnen aan cirkel c
getekend.
Die raaklijnen vormen een nieuwe vierhoek PQRS.
Toon aan dat PQRS ook een koordenvierhoek is. |
|
|
|
|
|
6. |
Twee cirkels met
middelpunten M en N raken elkaar in punt R. Zie de figuur hiernaast. |
|
|
|
|
|
a. |
Toon aan dat N op de lijn MR
ligt. |
|
|
|
|
b. |
Een willekeurige lijn vanuit R
snijdt de cirkels in P en Q.
Toon aan dat QN en PM evenwijdig zijn. |
|
|
|
|
7. |
PQ is raaklijn aan
twee cirkels met middelpunten M en N en raakpunten P en Q.
MN snijdt de cirkels aan de buitenkant in A en in B
S is het snijpunt van AP en BQ
Toon aan dat ∠ASB = 90º
|
|
|
|
|
|
8. |
examenvraagstuk
VWO Wiskunde B, 2013 |
|
|
|
|
|
Gegeven is een hoek A en een cirkel c.
Een been van hoek A snijdt de cirkel c in de punten
B en C. Het andere been van hoek A raakt de cirkel
c in punt D. Zie de figuur.
De driehoeken ABD en ADC zijn gelijkvormig. |
|
|
|
|
|
a. |
Bewijs dit. |
|
|
|
|
|
In de figuur hiernaast is de bissectrice van
hoek A getekend. Deze snijdt lijnstuk BD in punt P
en lijnstuk CD in punt Q. |
|
|
|
|
|
b. |
Bewijs dat de hoeken PQD en
QPD even groot zijn. |
|
|
|
|
9. |
In punt R wordt de
raaklijn aan een cirkel getekend.
Daarna worden de punten P en Q zo gekozen op de cirkel dat de
hoek die PR met de raaklijn maakt gelijk is aan hoek QRM (zie de
figuur hiernaast).
Toon aan dat het middelpunt van de cirkel dan op PQ ligt. |
|
|
|
|
|
10. |
Gegeven is een
gelijkbenige driehoek ABC met
AC = BC.
Cirkel c raakt AB in punt A en snijdt AC in D.
Een lijn door D evenwijdig aan BC snijdt de cirkel ook nog in
een ander punt E.
AE snijdt BC in punt F.
Toon aan dat AF = AB. |
|
|
|
|
|
11. |
A, B en C liggen op
een cirkel
CQ is evenwijdig aan de raaklijn in A aan die cirkel
CP is evenwijdig aan de raaklijn in B aan die cirkel
Toon aan dat CP = CQ |
|
|
|
|
|
12. |
Gegeven is de cirkel
c
met middellijn AB en middelpunt M. Lijn k raakt c in A.
Lijn l is een lijn door B die c in nog een ander punt D
(ongelijk aan A) snijdt. P is het snijpunt van k en l.
Verder is gegeven dat ∠AMP = ∠APD.
S is het snijpunt van AD en PM. Zie de figuur hiernaast.
Bewijs dat AS = PS = MS.
|
|
|
|
|
|
13. |
|
|
|
|
|
|
Twee cirkels raken
elkaar in R met gemeenschappelijke raaklijn r.
P en Q zijn twee punten van die cirkels zodat R op PQ ligt.
Door Q wordt een lijn evenwijdig aan r getekend, en die snijdt de
cirkel waar Q op ligt in S.
Toon aan dat r de bissectrice van hoek PRS is. |
|
|
|
|
14. |
examenvraagstuk
VWO wiskunde B, 2015 (gewijzigd)
Gegeven zijn twee halve
lijnen k en l vanuit punt A en een cirkel met
middelpunt M die zowel k als l raakt. De raakpunten
van k en l aan de cirkel zijn respectievelijk B en C.
Zie de linker figuur. Uit de congruentie van driehoek ABM en
driehoek ACM volgt dat AM bissectrice is van hoek BAC |
|
|
|
|
|
a. |
Toon aan dat AM
bissectrice is van hoek BAC. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
In de rechter figuur
is de situatie van de linker figuur uitgebreid. Lijn m
is evenwijdig aan k en raakt de cirkel in punt D. De lijnen
l en m snijden elkaar in punt E. Uit de congruentie
van driehoek ECM en driehoek EDM volgt dat EM bissectrice is van
hoek CED. |
|
|
|
|
|
b. |
Bewijs dat
∠AME = 90º |
|
|
|
|
15. |
Twee cirkels raken
elkaar in P.
SQ en TR zijn twee evenwijdige raaklijnen aan die cirkels, waarbij R en
Q op de raaklijn in P liggen
Toon aan dat P, S en T dan op één lijn liggen. |
|
|
|
|
|
16. |
De punten P, Q en R
liggen op een cirkel c.
In punten Q en R wordt de raaklijn aan die cirkel getekend.
RS en RT zijn evenwijdig aan die raaklijnen.
Toon aan dat RST een gelijkbenige driehoek is. |
|
|
|
|
|
17. |
Driehoek PQR heeft
een omgeschreven cirkel met middelpunt M
De raaklijnen aan die cirkel in R en in Q snijden elkaar in S.
Toon aan dat de punten M, Q, R en S op een cirkel liggen.
|
|
|
|
|
|
18. |
|
|
|
|
|
|
Van
koordenvierhoek ABCD staan de diagonalen loodrecht op elkaar.
De raaklijnen in de punten A, B, C en D snijden elkaar in de punten P,
Q, R en S.
Toon aan dat PQRS weer een koordenvierhoek is. |
|
|
|
|
19. |
TAB is een
gelijkbenige driehoek met tophoek T.
Lijn l gaat door B en staat loodrecht op TB. l
snijdt het verlengde van TA in punt S.
Toon aan dat
∠SAB = 90º + ∠SBA |
|
|
|
|
|
20. |
De bissectrice van
hoek A van een driehoek snijdt de omgeschreven cirkel in R.
Toon aan dat de raaklijn aan de cirkel in R evenwijdig is aan BC. |
|
21. |
Twee cirkels raken elkaar in R.
Een lijn door R snijdt de cirkels in A en B.
De lijnen AE en BE snijden de cirkels in C en D. Zie de figuur
hiernaast.
Toon aan dat C, E, D en R op één cirkel liggen. |
|
|
|
|
|
22. |
Examenvraagstuk
VWO, Wiskunde B, 2016-I |
|
|
|
|
|
In de figuur hieronder is driehoek ABC
getekend met zijn omgeschreven cirkel. De lijn door A
evenwijdig met zijde BC snijdt de cirkel behalve in A
ook in punt F.
Lijn l raakt de cirkel in F. De hoek tussen l en
lijnstuk CF is α en de hoek tussen l en lijnstuk AF is
β. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bewijs dat l evenwijdig is aan
AC. |
|
|
|
|
23. |
Examenvraagstuk
VWO, Wiskunde B, 2017-I |
|
|
|
|
|
AB is een koorde van een
cirkel met middelpunt M. Op deze koorde is een gelijkbenige,
stomphoekige driehoek ABC getekend met C op de cirkel en AC =
BC. De raaklijn aan de cirkel in A snijdt lijn BC in punt D .
Zie de volgende figuur.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Er geldt: lijn AC is
bissectrice van hoek BAD. |
|
|
|
|
|
a. |
Bewijs dit. |
|
|
|
|
|
|
In de volgende figuur is
de vorige situatie uitgebreid. Door A, C en D is een
gestippelde cirkel getekend. Punt E is zo op lijnstuk AB
gekozen, dat lijnstuk EC de gestippelde cirkel in een punt F
snijdt.
De lijnstukken AC en DF
snijden elkaar in punt G
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
b. |
Bewijs dat G op de cirkel
door A, E en F ligt. |
|
|
|
|
24. |
Kangoeroewedstrijd. |
|
|
|
|
|
|
M is het middelpunt van de cirkel,
P is een punt buiten de cirkel.
PR is een raaklijn aan de cirkel,
PB is een bissectrice van de hoek RPA.Hoe groot is hoek RBP? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|