|
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|
Meer opgaven |
|
|
|
|
|
|
|
|
Schets één periode van de
grafiek van de volgende functies: |
|
|
|
|
|
a. |
y = sin0,5(x
-
π) |
d. |
f(x) = -1/3cos(2x
+ 1/2π) |
|
|
|
|
|
|
b. |
y = 2cos3x
- 4 |
e. |
f(x) = 5 + 3sin(x - 2) |
|
|
|
|
|
|
c. |
y = 2cos3x
- 4 |
f. |
y = 3 - 2sin(x +
1/3π) |
|
|
|
|
|
|
Gegeven zijn de
functies f (x) = 4 + 3cos(0,25p(x
- 1)) en g(x) = -2 +
3sin(0,1px)
Hieronder zie je dat de grafieken van f en g elkaar
lijken te raken in een punt P |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
a. |
Toon algebraïsch aan
dat dat inderdaad zo is. |
|
|
|
|
|
b. |
Noem nog een paar
raakpunten van deze grafieken. |
|
|
|
|
|
examenopgave HAVO
wiskunde B, 2016-II
Op het domein [0, 5/2π]
zijn gegeven de functies:
f(x) = 2cos(1/2x
-
1/8π)
en g(x) = sin(x -
1/4π)
De lijn k die door de toppen van de grafiek van f
gaat, gaat ook door de toppen van de grafiek van g.
Zie de figuur.
Toon dat aan. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Gegeven is de functie
f(x) = 3sin(0,4px
- 1,2p)) met
domein [21/2,
6]
Hieronder zie je de grafiek van f(x). |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
De grafiek lijkt wel
wat op een bergparabool, vind je niet? |
|
Geef de vergelijking
van de parabool die dezelfde top en nulpunten heeft als de grafiek van
f(x) |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
5. |
Een slak zit op een oude draaiende grammofoonplaat. Hieronder
zie je dat schuin van boven gezien, en ook een zijaanzicht. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
De
doorsnede van de plaat is 35 cm, en we beschouwen in deze opgave
het punt P waar het midden van de slak de plaat raakt. Op t
= 0 bevindt de slak zich aan de rechterkant op afstand 11 cm
vanaf het midden M, dus PM = 11. De plaat is een 33-toeren
plaat, dat betekent dat hij per minuut 33 omwentelingen maakt.
In het zijaanzicht zien we de slak heen en weer gaan. Als
we de afstand van P tot M gelijk aan x noemen (links
negatief, rechts positief) dan blijkt te gelden:
x(t) = 11 •
sin(3,46(t - 1,36)) (t in seconden) |
|
|
|
|
|
a. |
Schets de grafiek van
x(t), en leg daarmee duidelijk uit waar de getallen
3,46 en 1,36 uit de formule vandaan komen. |
|
|
|
|
|
b. |
Welk getal uit de formule zal veranderen als de slak naar het
midden van de plaat toe kruipt? Hoe verandert dat getal? |
|
|
|
|
|
c. |
Welk getal uit de formule zal veranderen als de slak gaat
meekruipen in de draairichting van de plaat? Hoe verandert dat
getal? |
|
|
|
|
|
d. |
Welk getal uit de formule zal veranderen als de plaat de andere
kant op zou draaien? Hoe verandert dat getal? |
|
|
|
|
6. |
examenvraagstuk
HAVO Wiskunde B, 2006.
Bij een stemvork die in trilling
gebracht wordt, maken de uiteinden zeer snelle heen en weergaande
bewegingen rond de evenwichtsstand. De afstand van een uiteinde tot deze
evenwichtsstand heet de uitwijking. De grafiek van de uitwijking y,
afhankelijk van de tijd t, is een sinusoïde. De trilling van de
stemvork brengt de lucht in trilling. Dit horen wij als geluid.
Van twee stemvorken A en B krijgt men met behulp van een oscilloscoop de grafiek
van het trillingspatroon. In de figuur rechts staat de grafiek voor
stemvork A. |
|
Bij deze grafiek hoort de
formule:
Stemvork A: y = 0,28 • sin(0,88πt)
Hierin is t de tijd in milliseconden (1 milliseconde is 0,001
seconde) en y de uitwijking in millimeters.
De trilling van stemvork A begint op t = 0. |
|
|
|
|
|
a. |
Bereken het aantal trillingen per seconde
voor stemvork A. |
|
|
|
|
|
Als de frequentie groter wordt
wordt de toon hoger.
Als de amplitude (maximale uitwijking) groter wordt, wordt het geluid
harder.Voor stemvork B geldt de
formule: Stemvork B: y = 0,14 • sin(0,88π(t
- 0,5))
De beide stemvorken klinken dus even hoog, maar stemvork B klinkt
zachter dan stemvork A.
Een derde stemvork C:
• klinkt hoger dan de stemvorken A en B.
• klinkt harder dan stemvork B, maar zachter dan stemvork A. |
|
|
|
|
|
b. |
Stel een mogelijke formule op voor de
trilling van stemvork C. |
|
|
|
|
7. |
examenvraagstuk
HAVO wiskunde B, 2016-I
Van de maan is ook bij een wolkeloze hemel niet
altijd een even groot gedeelte zichtbaar. Het percentage van de maan
dat zichtbaar is, verloopt bij benadering periodiek. Voor het jaar
2017 is dit percentage in Nederland te benaderen met de formule:P = 50 +
50sin (0,212769t - 1,042563)
Hierin is P het percentage van de maan dat
zichtbaar is en t is de tijd in dagen met t = 0 op 1
januari 2017 om 0:00 uur. |
|
|
|
|
|
a. |
Bereken de periode van P in hele
minuten nauwkeurig. |
|
|
|
|
|
De vorm van het zichtbare gedeelte van de maan wordt
de schijngestalte van de maan genoemd. Vier speciale
schijngestalten zijn nieuwe maan, eerste kwartier,
volle maan en laatste kwartier. Zie de figuur, waarin ze
op volgorde staan afgebeeld, elk met het bijbehorende percentage van
de maan dat zichtbaar is. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
De volgorde waarin deze schijngestalten voorkomen,
is dus altijd: eerst nieuwe maan, dan eerste kwartier, dan volle
maan en daarna laatste kwartier. Daarna volgt opnieuw nieuwe maan,
enzovoort. |
|
|
|
|
|
b. |
Onderzoek met behulp van de formule voor P
tussen welke twee opeenvolgende schijngestalten de maan zich op 22
februari 2017 zal bevinden |
|
|
|
|
|
|
|
|
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|