|
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|
Meer opgaven |
|
|
|
|
|
|
|
|
Hieronder staan 4
sinusoïden.
Geef bij elke grafiek een mogelijke formule met sinus, en ook
eentje met cosinus. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Een
sinusgrafiek heeft een maximum bij (2,4) en een minimum bij
(5,-2)
Bereken het snijpunt met de y-as.
Geef twee verschillende mogelijkheden. |
|
|
|
|
|
Gegeven zijn de volgende formules:
y1 = 3 - 2·sinx en y2 =
5·cosx - 1 en y3 = y1 +
y2
Geef een formule voor y3 van de vorm y3 =
a +
b·sin c(x - d) |
|
|
|
|
|
Examenvraagstuk HAVO Wiskunde
B, 2022-II |
|
|
|
|
|
De functies f en
g worden gegeven door:
f(x) = 1 + 3sin(2x)
g(x) = 1 + 3cos(2x)
Het punt P is de eerste top van de grafiek van f
rechts van de y-as en het punt R is de eerste top van
de grafiek van g rechts van de y-as. Zie de figuur
hiernaast, waarin ook het lijnstuk PR getekend is |
|
|
|
|
|
|
a. |
Bereken
algebraïsch de lengte van lijnstuk PR. Geef je eindantwoord in twee
decimalen |
|
|
|
|
|
De grafiek van
de somfunctie h(x) = f(x) + g(x)
blijkt ook een sinusoïde te zijn. Zie de figuur hiernaast.
Het functievoorschrift van h is te schrijven als:
h(x) = p + q • cos(r(x
- s)) |
|
|
|
|
|
b. |
Bereken mogelijke waarden
van p, q, r en s. Geef je
eindantwoorden, indien nodig, in twee decimalen. |
|
|
|
|
|
In een
ziekenhuis wordt onderzoek gedaan naar de longinhoud van
patiënten en hun ademhaling. Na enig onderzoek blijkt dat de
hoeveelheid lucht (L in dm3) die in de longen zit als
functie van de tijd (t in sec) een sinusverloop heeft.
Bij een proefpersoon blijken de longen bij volledige inademing
4,5 dm3 lucht te bevatten en bij volledige uitademing
is er nog 0,5 dm3 achtergebleven in de longen.
Deze proefpersoon ademt per minuut 20 keer in en uit.
Op tijdstip t = 0 bevinden de longen zich in volledig
uitgeademde toestand. |
|
|
|
|
|
a. |
Geef een
functievoorschrift van L als functie van t. |
|
|
|
|
|
b. |
Hoeveel seconden duurt
het vanaf t = 0 totdat er 1,5 dm3 lucht in de
longen zit? |
|
|
|
|
|
De
proefpersoon gaat nu op een hometrainer zitten en fietsen,
waardoor zijn ademhalingsritme oploopt tot 35 keer per minuut.
Zijn maximale en minimale longinhoud veranderen niet. |
|
|
|
|
|
c. |
Geef een nieuw
functievoorschrift voor L(t). Neem weer L(0) = 0,5. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
6. |
In de volgende tabel staan de tijden
van zonsopkomst en zonsondergang in 2011. (de tijden zijn
gegeven in Midden-Europese-Tijd (MET), dus van april tot en met
oktober was het vanwege de zomertijd op onze klokken een uur
later) |
|
|
|
|
|
dagnummer |
1 |
31 |
60 |
91 |
121 |
152 |
182 |
213 |
244 |
274 |
305 |
335 |
datum |
1 jan. |
1 feb. |
1 mrt. |
1 apr. |
1 mei |
1 jun. |
1 jul. |
1 aug. |
1 sep. |
1 okt. |
1 nov. |
1 dec. |
zonsopkomst |
8:48 |
8:21 |
7:27 |
6:16 |
5:11 |
4:26 |
4:24 |
5:01 |
5:51 |
6:40 |
7:34 |
8:25 |
zonsondergang |
16:39 |
17:27 |
18:19 |
19:13 |
20:04 |
20:50 |
21:03 |
20:31 |
19:28 |
18:18 |
17:12 |
16:32 |
|
|
|
|
|
|
De grafiek voor zonsondergang staat
hieronder en is, zoals je ziet, aardig door een sinusgrafiek te
benaderen.. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
a. |
Geef een sinusformule die
de grafiek hierboven beschrijft. |
|
|
|
|
|
Het tijdstip van
zonsopgang is ook aardig door een sinusformule te beschrijven. De
vroegste zonsopgang was op 30 juni, en dat was om 4:19. De
laatste zonsopgang was op 30 december, en dat was om 8:48. |
|
|
|
|
|
b. |
Geef een sinusformule voor
het tijdstip van zonsopgang. |
|
|
|
|
|
De daglengte
is gelijk aan het verschil tussen zonsopgang en zonsondergang. |
|
|
|
|
|
c. |
Plot de grafiek van de daglengte, en
schrijf vervolgens de daglengte D als D = a + bsinc(x
+ d) waarbij x het dagnummer is. |
|
|
|
|
7. |
examenopgave VWO
wiskunde A, 2018-I. |
|
|
|
|
Op de foto zie je een doorgezaagde boomstam.
Hierin zijn zogenaamde jaarringen te
zien. Deze ontstaan doordat de boom in de zomer snel groeit: dan
wordt er licht gekleurd hout gevormd.
In de winter groeit de boom langzaam en wordt er donker gekleurd
hout gevormd. Zo komt er elk jaar een ring bij, die uit een
licht en een donker gedeelte bestaat: een jaarring.
In deze opgave kijken we eerst naar de
groeisnelheid van de diameter ( G)
van een grove den. Omdat een boom afwisselend snel en langzaam
groeit, kun je deze groeisnelheid modelleren met behulp van
sinusoïden. |
|
|
|
|
|
|
Voor de groeisnelheid van de diameter van een grove den gelden
de volgende eigenschappen: |
|
- |
de groeisnelheid is drie
maanden na het ontkiemen van het zaadje maximaal; |
|
- |
de groeisnelheid is negen
maanden na het ontkiemen minimaal; |
|
- |
dit patroon herhaalt zich
elk jaar; |
|
- |
de maximale groeisnelheid
is 2,1 cm per jaar; |
|
- |
de minimale groeisnelheid
is 0,3 cm per jaar. |
|
|
|
|
|
Voor de groeisnelheid van de grove den kun je op
basis van deze eigenschappen een formule opstellen van de vorm
G =
a
+
bsin(c(t
-
d))
.
Hierin is
G
de groeisnelheid in cm per jaar en
t
de tijd in jaren na het ontkiemen.
Bereken de waarden van
a,
b,
c
en
d
in deze formule. Licht je antwoord toe. |
|
|
|
|
8. |
Examenvraagstuk HAVO
Wiskunde-B 2023-I
In deze
opgave bekijken we het longvolume. Dit is de hoeveelheid
lucht in de longen van de mens.
In onderstaande figuur is voor een bepaalde persoon in rust
weergegeven hoe dit longvolume V afhangt van de tijd.
Hierbij is V in mL en t de tijd in seconden. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Deze
grafiek is te beschrijven met een formule van de volgende vorm:
V = p + q
·
cos(rt) |
|
|
|
|
|
a. |
Bereken de
waarden van p, q en r. Geef niet-gehele
waarden in je eindantwoord in twee decimalen. |
|
|
|
|
|
Als een
persoon zich inspant, zal hij sneller gaan ademen. Ook ademt hij
elke keer méér lucht in dan wanneer hij in rust is.
Voor iemand die zich inspant, geldt: |
|
V = 2500 + 1200
· sin(4,19(t
-
0,37)) |
|
|
|
|
|
Hierin is
V het longvolume in mL en t de tijd in seconden.
De
hoeveelheid lucht die deze persoon elke keer inademt, is gelijk
aan het verschil tussen het maximum en het minimum van V.
Gedurende één minuut ademt deze persoon meerdere keren in. In
totaal ademt hij dan bijna 100 liter lucht in. |
|
|
|
|
|
b. |
Bereken
hoeveel liter lucht deze persoon per minuut inademt. Geef je
eindantwoord als geheel getal. |
|
|
|
|
9. |
De originele
boekklok hiernaast heeft een uurwijzer, een minuten wijzer en
een secondewijzer.
Deze wijzers zitten vast in een draaipunt P dat op 15 cm vanaf
de bodem zit.
De lengte van de uurwijzer is 10 cm, van de minutenwijzer 13 cm
en van de secondewijzer 14 cm.
We bekijken in deze opgave de hoogte H (in cm vanaf de
bodem) van het uiteinde van een wijzer als functie van de tijd
t
(in uren).
Op t = 0 is het precies drie uur. |
|
|
Geef een
formule voor H(t) voor elk van de drie wijzers. |
|
|
|
|
|
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|