1. |
examenvraagstuk HAVO wiskunde
A, 1999 |
|
|
|
|
|
De pluimveesector is voor Nederland een belangrijke
bedrijfstak. Zo worden er bijvoorbeeld jaarlijks miljarden eieren
geproduceerd. Een deel van die eieren gaat naar het buitenland. In het
informatieboekje 1996/11 van het Productschap voor vee staat hierover:
"In 1994 werden 5457377000 eieren geëxporteerd met een totale waarde van
f 517846000,-. In 1995 werden 5354488000 eieren
geëxporteerd met een totale waarde van f 685357000,- ".
Hoewel het aantal geëxporteerde eieren afnam, nam de totale waarde
toe. |
|
|
|
|
|
a. |
Met hoeveel procent nam de
gemiddelde prijs van een geëxporteerd ei toe? Licht je antwoord toe. |
|
|
|
|
|
In Nederland worden de meeste
eieren bij pakstations verpakt.
In 1995 werden in totaal 8231 miljoen eieren bij de pakstations
aangevoerd, waarvan 730 miljoen in december.
Midden 1996 zijn de gegevens die op dat moment (juli 1996) bekend waren,
verwerkt in een toenamendiagram. Zie onderstaande figuur. Telkens is de
toe- of afname genoteerd ten opzichte van de maand daarvoor. Zo kun je
aflezen dat in maart 1996 ongeveer 26 miljoen eieren meer bij de
pakstations werden aangevoerd dan in februari 1996. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Uiteindelijk bleek dat in 1996
evenveel eieren bij de pakstations werden aangevoerd als in 1995. |
|
|
|
|
|
b. |
Hoeveel eieren zijn er in het
tweede halfjaar van 1996 aangevoerd? Licht je antwoord toe. |
|
|
|
|
2. |
examenvraagstuk HAVO wiskunde
A, 2001. Je hebt vast wel eens in het zwembad met een
bal gespeeld. Je hebt dan misschien gemerkt dat het niet meevalt om een
bal helemaal onder water te duwen. En heb je de bal onder water dan valt
het niet mee hem onder water op zijn plaats te houden. Als je de bal onder
water loslaat, dan schiet hij omhoog en springt soms een aardig stuk boven
het water uit.
In deze opgave nemen we aan dat de bal niet vervormt, dus zuiver rond
blijft. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
In deze figuur is de bal gedeeltelijk onder
water. De diameter van de bal is d. De afstand van de onderkant van
de bal tot het wateroppervlak noemen we x. W is het volume van het
deel van de bal dat onder water is.
Je hebt de bal boven water en duwt hem langzaam in het water tot hij
helemaal onder water is. In de volgende figuur zie je vier
diagrammen, waarin de toename van W is weergegeven. Drie van
de vier diagrammen zijn niet goed. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Welke van deze toenamediagrammen past bij
het onder water duwen van de bal? Licht je antwoord toe. |
|
|
|
|
3. |
Examenvraagstuk
HAVO Wiskunde A, 2006.
|
|
Een bedrijf maakt bijzondere verpakkingen.
Het bedrijf heeft onderzocht hoe de kosten voor het maken van die
verpakkingen samenhangen met het aantal verpakkingen.
Het verband tussen de totale kosten TK (in duizenden euro's) en het
aantal geproduceerde verpakkingen q (in duizendtallen) zie je in
onderstaande figuur. Daarin lees je bijvoorbeeld af dat bij een productie
van 2000 verpakkingen de totale kosten 15000 euro zijn.
In de figuur hieronder zie je vier diagrammen
A, B, C en D, waarin de toename DTK van TK
is weergegeven. Eén van de vier diagrammen past bij de grafiek hierboven. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
a. |
Welk toenamendiagram past bij de grafiek? Licht je
antwoord toe. |
|
|
|
|
|
De marginale kosten MK geven de
verandering in de totale kosten weer.
Met behulp van bovenstaande grafiek kun je een schatting geven van
het aantal verpakkingen waarbij de marginale kosten zo klein mogelijk
zijn. |
|
|
|
|
|
b. |
Geef een schatting van dat aantal verpakkingen. Licht je
werkwijze toe. |
|
|
|
|
4. |
examenvraagstuk HAVO wiskunde
A, 2014 |
|
|
|
|
|
In een onderzoek van het Wageningen University & Research Centre
is geëxperimenteerd met de hoeveelheid krachtvoer die een koe dagelijks
krijgt en de invloed ervan op de melkproductie. De resultaten zijn
weergegeven in een toenamediagram. Zie de figuur. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
a. |
Bij een bepaalde
hoeveelheid krachtvoer is de melkproductie van een koe maximaal. Met
behulp van het toenamediagram kan geschat worden welke hoeveelheid
krachtvoer dat is. Bepaal deze
hoeveelheid (in kg per dag) met behulp van het toenamediagram. Licht je
antwoord toe. |
|
|
|
|
|
b. |
Krachtvoer is duur
en daarom zal een melkveehouder zuinig zijn met de hoeveelheid
krachtvoer die hij zijn koeien geeft. De melkveehouder wil de extra
kosten van het krachtvoer wel terugverdienen met de opbrengst van de
extra melkproductie. Op een bepaald moment is de melkprijs €0,29 per kg
en de prijs van krachtvoer €0,20 per kg.
Een melkveehouder overweegt de hoeveelheid krachtvoer voor een koe te
verhogen van 5 kg per dag naar 6 kg per dag. Laat zien dat dit
niet verstandig is. Gebruik het toenamediagram. |
|
|
|
|
5. |
Welke van
onderstaande grafieken en toenamendiagrammen horen bij elkaar? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
6. |
examenvraagstuk HAVO wiskunde
B, 2017-II |
|
|
|
|
|
Een school heeft een grote hoeveelheid zonnepanelen
op het dak staan.
In het jaar 2011 was de elektriciteitsopbrengst van deze
zonnepanelen in totaal 45000 kWh, waarvan 520 kWh in de maand
december.
In het toenamediagram in de figuur zijn de gegevens
van het eerste halfjaar van 2012 verwerkt. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Uiteindelijk bleek dat in het jaar 2012 5000 kWh
minder elektriciteit werd geproduceerd dan in 2011.
Bereken hoeveel elektriciteit er in het tweede
halfjaar van 2012 is geproduceerd. Geef je eindantwoord in honderden
kWh nauwkeurig. |
|
|
|
|
7. |
examenvraagstuk VWO wiskunde
C, 2019-I
Je kunt op YouTube statistieken
opvragen over videos. Zie de volgende figuur over de video "Gangnam Style" |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
De grafiek in deze figuur geeft het aantal views per
dag weer. Dat aantal is dus ook de dagelijkse verandering van het
totale aantal views van Gangnam Style.
Met behulp van de gegevens uit deze figuur zou je
ook een totaalgrafiek, een grafiek van het totale aantal
views, kunnen maken. De pieken laten we dan voor het gemak buiten
beschouwing. Over het stijgen en dalen van de totaalgrafiek worden
de volgende beweringen gedaan: |
|
I. |
de totaalgrafiek is eerst toenemend stijgend en
daarna afnemend dalend; |
|
II. |
de totaalgrafiek is eerst afnemend stijgend en
daarna toenemend stijgend. |
|
III. |
de totaalgrafiek is eerst toenemend stijgend en
daarna afnemend stijgend. |
|
|
|
|
|
Leg uit welke van de drie beweringen de
juiste is. |
|
|
|
|
8. |
Meneer de
Groot heeft op 5 september aandelen gekocht. Zijn aandelenpakket
bestaat uit 20 aandelen Unilever en 40 aandelen Philips.
Op het moment van aankoop waren de aandelen Unilever €53,80 per stuk en
de aandelen Philips €43,74 per stuk.
Zijn hele pakket had dus een aankoopwaarde van €2825.60
Hieronder
zie je in één figuur twee de toenamendiagrammen van deze aandelen met
t = 0 op 1 september (t in dagen). De toenamen zijn in
eurocenten. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
a. |
Wat was de
waarde van een aandeel Philips op 1 september? |
|
|
|
|
|
b. |
Hoeveel procent is de totale waarde van het pakket van meneer de Groot
toegenomen op 10 september? |
|
|
|
|
|
c. |
Op welke dag naam zijn pakket het
meest in waarde toe? |
|
|
|
|
9. |
Een kleine
voetbalvereniging houdt nauwkeurig bij hoeveel leden er elk jaar
bijkomen en ook hoeveel leden de club verlaten.
Men vond de toenamendiagrammen in de onderstaande figuur.
De peildatum is steeds op 1 oktober van het jaar.
Op 1 oktober 2005 had de vereniging 126 leden |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
a. |
Hoeveel
procent nam het aantal leden tussen 1 oktober 2000 en 1 oktober 2008
toe of af? |
|
|
|
|
|
Voor het totaal aan tal leden van de vereniging geldt vanaf 2010
ongeveer:
N(t) = 128 · 1,08t
met t = 0 op 1 oktober 2010 en t in jaren.
Uiteraard moet deze N afgerond worden op een geheel aantal. |
|
|
|
|
|
b. |
Teken in de figuur
de aantallen "leden eraf" voor de jaren 2011, 2012 en 2013. |
|
|
|
|
|
|
|
|