© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|
|
Planaire Grafen |
|
"Planair" betekent
eigenlijk "uit het platte vlak" dus
planaire grafen zijn grafen
zoals in de vorige les: waarvan de knooppunten landen zouden
kunnen zijn en de verbindingslijnen kunnen aangeven of ze aan elkaar
grenzen of niet.
Maar dat betekent dat die verbindingslijnen elkaar niet kunnen snijden!
Immers bij landen kun je op de plaats van de grens op de kaart ook de
verbindingslijn tekenen, en daar kunnen/hoeven geen verbindingslijnen
van andere grenzen doorheen te lopen. Die kunnen gewoon op hun eigen
plaats....
Een landkaart (met de landen als knooppunten) zou je dus kunnen
omschrijven als een "samenhangende planaire graaf".
Een graaf waar wél doorsnijdingen nodig zijn is dus niet-planair. Het
kruisingsgetal is het
minimaal benodigde aantal doorsnijdingen dat nodig is.
Laten we die samenhangende grafen zonder doorsnijdingen (dus met
kruisingsgetal 0) verder onderzoeken....
Op de eerste plaats moet je je bedenken dat plaatjes kunnen bedriegen.
De graaf hier linksonder lijkt niet planair, immers de verbindingslijnen
snijden elkaar. Erg vaak zelfs....
Maar als je 'em tekent zoals rechtsonder dan zie je dat hij wél planair
is!! |
|
|
|
|
|
We noemen een graaf G planair als er een met G isomorfe graaf te vinden
is die planair is. Maar ja...hoe zie je aan een ingewikkelde graaf
of er zo'n variant te maken is? Dat gaan we deze les onderzoeken.
Jordan-Krommen
Eerst even een heel flauw, maar toch ook wel best ingewikkeld stukje
theorie. |
Een Jordankromme is een kromme in het vlak die continu is, zichzelf
niet snijdt, en waarvan het beginpunt gelijk is aan het eindpunt.
"Ah: een LUS" zouden simpele mensen zeggen, en
daar hebben ze deze keer nog gelijk in ook!
Nou verdeelt zo'n Jordankromme het vlak in twee gebieden: een
BINNENgebied en een BUITENgebied. Nou is er een beroemde stelling
uit de topologie die het volgende zegt: |
|
|
Als je een punt uit het binnengebied
verbindt met een punt uit het buitengebied, dan
zal die verbindingslijn
de Jordankromme altijd snijden. |
|
|
Waar hebben we het eigenlijk over?
Is dit de Peuterspeelzaal? Of Sesamstraat?
Nou ja.... eigenlijk is deze stelling niet eens zo heel makkelijk te
bewijzen. Ga ik hier ook niet doen,: koop maar een boek over topologie. |
Door knooppunten van een graaf met elkaar te verbinden kun je natuurlijk
een heleboel Jordankrommen in het vlak maken. Vandaar dat deze stelling
misschien toch nog wel handig van pas zal komen. Weet je wat: we
doen direct een voorbeeldje!
Stelling: |
|
|
|
K5 zie je hiernaast. Het is de volledige graaf met 5
knooppunten. De stelling zegt dus dat je niet, door handig knooppunten
op een andere plaats te leggen, een planaire graaf kunt maken.
het bewijs.
Stel dat het wel kan.
Noem de knooppunten k1, k2, k3,
k4 en k5. |
|
Omdat K5 een volledige graaf is, bestaat er een route
k1k2k3k1
en... jawel! dat is een Jordankromme (met 3 knooppunten kan hij
zichzelf immers nooit snijden).
Die verdeelt het vlak in 2 delen; het binnendeel en het buitendeel.
Stel dat k4 in het binnendeel ligt, zoals hiernaast. |
|
(II is bijvoorbeeld het binnengebied van k2k4k3k2)
Voor de plaats van k5 zijn nu 4 gebieden mogelijk
(deze 3 plus het buitengebied van de kromme).
Maar in elk van die vier gebieden is k5 niet met één
van de andere knooppunten te verbinden zonder de rand van dat gebied te
doorsnijden. De rand van dat gebied bestaat uit een route langs 3
van de 4 andere knooppunten, en dan is k5 niet met dat
vierde punt te verbinden.
Dus dan kan K5 niet planair zijn. |
|
Voor k4 in het buitengebied geldt precies zo'n
redenering (doe dat zelf maar).
Dus is K5 nooit planair te tekenen. |
■ |
|
|
|
Nou ja.... nooit.... op een plat vlak dan. Op een ring is het een
makkie; kijk maar: |
|
|
|
|
|
|
|
Die blauwe en groene verbindingslijnen lopen "achterlangs" en dan kan
het opeens.
Maar goed, met het tekenen van grafen op andere oppervlakken begeven we
ons op het gebied van de topologie, en dat is in deze lessenserie niet
de bedoeling. Dan moeten we het ook gaan hebben over grafen op een
Möbius-band of op een dubbele ring, noem maar op.... Sorry....mij te
ingewikkeld!
Het enige wél interessante oppervlak voor ons om een graaf op te tekenen
is eigenlijk een bol (het gaat immers bij planaire grafen vaak
over landkaarten). Het goede nieuws daarbij is: |
|
|
|
Bij een bol gaat het
precies zo als bij een plat vlak. |
|
|
|
|
Dat dat zo is, is snel in te zien met behulp van de zogenaamde
stereografische projectie: |
|
|
|
|
|
Door een willekeurig punt P' van het vlak met de noordpool N van
de bol te verbinden krijg je een punt P op de bol (het snijpunt van
P'N met het boloppervlak). Op deze manier ontstaat er een één-op-één
relatie tussen alle punten van het vlak en alle punten van de bol. Dus
kun je grafen op het boloppervlak veranderen in grafen in het platte
vlak waarbij de onderlinge ligging van de knooppunten gelijk blijft.
(Oh ja... je moet dan wel een oneindig groot vlak nemen, want punt
N zélf wordt op de hele "oneindige verre" rand van het vlak afgebeeld.
Je kunt er natuurlijk ook voor zorgen dat je de bol zó neerlegt dat N
geen knooppunt van de graaf is). |
|
|
Facetten. |
|
Door zo'n planaire graaf wordt het platte
vlak in een aantal deelgebieden verdeeld.
Die gebieden noemen we
facetten.
Hiernaast zie je een voorbeeld van een graaf die het vlak in 4 facetten
(f1 tm f4) verdeelt.
f1 is in dat geval het hele buitengebied. |
|
|
|
|
Eerst nog wat naamgeving bij een
planaire graaf, aan de hand van een voorbeeldgraaf.
Deze graaf heeft 12 knooppunten (A tm L) en verdeelt het vlak in 6
facetten f. |
|
|
• |
Elke graaf heeft één
buitengebied (in dit geval f1) |
• |
Een
lijnsnede is een verbindingslijn waarvoor geldt: als
je hem weglaat is de graaf niet meer samenhangend. In het
voorbeeld hiernaast zijn dat de lijnen BF en CG en LK |
• |
De
grens van elk facet van de graaf is een route langs een
aantal knooppunten. Daarbij wordt elke kritieke verbinding twee keer doorlopen en
elke gewone verbindingslijn één keer. Bijvoorbeeld:
f4 heeft grens GHLG.
f2 heeft grens ABFBDEA en BF wordt twee keer
doorlopen.
f1 heeft grens EDCGLKLJIHGCBAE. |
• |
We noemen een facet
samenvallend met alle
knooppunten en verbindingslijnen van zijn grens.
In het voorbeeld valt f3 dus samen met B, BC, C,
CD, D en DB.
Elke verbindingslijn heeft dan twee facetten waar hij mee samenvalt,
behalve de kritieke verbindingen: die hebben maar één facet waar mee ze
samenvallen (BF alleen met f2, CG en LK alleen
met f1) |
• |
De
graad van een facet is
het aantal verbindingslijnen in zijn grens (daarbij worden kritieke
verbindingen
dubbel geteld!) |
• |
Een verbindingslijn
scheidt twee verschillende
facetten als hij in beide grenzen voorkomt. |
|
|
|
de Duale Graaf. |
|
|
|
Je kunt een graaf G veranderen in
een nieuwe graaf G* volgens de volgende twee regels: |
|
1. Elk facet
f van G geeft een kooppunt K van G* |
|
2. Elke
verbindingslijn in G die twee facetten scheidt geeft een nieuwe
verbindingslijn in G* die de overeenkomstige knooppunten verbindt.
Een verbindingslijn die niet twee facetten scheidt geeft een lus. |
Die nieuwe graaf G* heet de duale
graaf van G.
('t Is eigenlijk precies wat we de vorige les al deden met dat kleuren
van die landkaart, maar dan allemaal wat formeler gesteld).
Hiernaast zie je hoe de bovenstaande graaf G verandert in zijn duale
graaf G*.
Merk nog even de twee lussen bij K1 op: ten gevolge van
de kritieke verbindingen CG en LK.
Als G planair is, dan is G* dat ook!
Dat is heel eenvoudig zo te zien : Teken elk knooppunt van G*
gewoon ergens in het overeenkomstige facet van G. De verbindingslijn van
twee knooppunten in G* teken nu zó dat hij de overeenkomstige
verbindingslijn in G precies één keer snijdt. Dan kunnen twee
verbindingslijnen van G* elkaar nooit snijden, want dat zogenaamde
snijpunt hoort dan ook bij twee verbindingslijnen van G en die snijden
elkaar niet omdat G planair was.
Merk nog even op dat G en G* beslist niet isomorf hoeven te zijn.
In het voorbeeld hierboven heeft G bijv. wel knooppunten met één
verbindingslijn en G* niet.
Merk tenslotte nog op dat de duale graaf van de duale graaf weer G zelf
oplevert: G** = G |
|
Logische verbanden tussen een graaf en zijn duale graaf (die
direct uit de constructiemethode volgen): |
|
1. aantal
knooppunten van G = aantal facetten van G*
2. aantal verbindingslijnen G = aantal verbindingslijnen G*
3. graad van een facet van G = graad van het bijbehorende
knooppunt van G* |
|
|
|
Hulpstelling voor straks: |
|
De som van de graden van alle facetten
van een planaire graaf
is gelijk aan het dubbele van aantal verbindingslijnen van die graaf. |
|
|
|
|
Bewijs van de
hulpstelling voor straks:
Noem f het aantal facetten, V het aantal verbindingslijnen
en K het aantal knooppunten, dan geldt:
som van alle graden van de facetten van G = som van alle graden van de
knooppunten van G* (eigenschap 3)
som van graden van knooppunten van elke graaf = 2 • aantal
verbindingslijnen van de graaf (immers elke verbindingslijn levert
twee graden op).
maar omdat het aantal verbindingslijnen van G en G* gelijk zijn
(eigenschap 2) volgt daar direct de stelling uit. |
|
|
|
OPGAVEN |
|
|
|
|
1. |
Een beroemd
raadsel.....
Drie huisjes, A, B en C, moeten elk met water, gas en
licht verbonden worden. De leidingen daarvoor komen even diep te
liggen, en mogen elkaar niet kruisen.
Toon aan dat dat onmogelijk is.
Vertaling:
Toon aan dat K3,3 niet planair is. |
|
|
|
|
|
2. |
Een graaf
heet zelf-duaal als hij isomorf is met zijn duale
graaf.
Toon aan dat voor een zelf-duale graaf geldt: V = 2K - 2 |
|
|
|
|
3. |
Onderzoek
of de graaf hieronder planair is of niet. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
4. |
Bepaal het
kruisingsgetal van K5 |
|
|
|
|
|
|
|
|
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|