|
|||||
Boek III, propositie 6. | |||||
|
|||||
Stel dat twee cirkels
die elkaar raken in A, hetzelfde middelpunt M hebben. Teken MA en een willekeurige lijn MCB. M is middelpunt van cirkel 1, dus MA = MB (D15) M is middelpunt van cirkel 2, dus MA = MC (D15) Daaruit volgt MC = MB, (L1) en dat is onmogelijk want dan zou het kleinere gelijk zijn aan het grotere. Dus de cirkels hebben niet hetzelfde middelpunt. |
|
||||
Deze propositie is
eigenlijk precies hetzelfde als de vorige. Sterker nog: omdat in de vorige propositie het tweede snijpunt B helemaal niet gebruikt werd, gold die eigenlijk ook al voor rakende cirkels. |
|||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |