|
|||||
Boek V, propositie 2. | |||||
|
|||||
Er passen evenveel
stukjes b in A als stukjes d in C. Er passen evenveel stukjes b in E als stukjes d in F. Dan is het aantal stukjes b in (A + E) gelijk aan het aantal stukjes d in (C + F) (namelijk die twee eerste aantallen samen) |
|||||
|
|||||
De beide linkerlijnen
hebben evenveel stukjes (3), en de beide rechterlijnen hebben ook
evenveel stukjes (5). Als je de roden dan tegen elkaar aan schuift en de blauwen ook, dan hebben die gezamenlijke lijnen ook evenveel stukjes (8). |
|||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |