|
|||||
Boek I, propositie 18. | |||||
|
|||||
Neem een driehoek ABC
waarvan zijde AB groter is dan zijde AC Kies dan een punt D op AB zodat AD = AC (I-3) (P1) De groene hoek bij D is een buitenhoek van de blauwe driehoek, en is dus groter dan de rode hoek (I-16) De groene hoek bij C is gelijk aan de groene bij D want het zijn basishoeken van een gelijkbenige driehoek. (I-5) Dus is de groene hoek bij C groter dan de rode. Dus is hoek ACB ook groter dan de rode hoek. |
|
||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |