|
|||||
Boek I, propositie 20. | |||||
|
|||||
Neem een driehoek ABC
en verleng AB (P2)
tot punt D zodat DA = CA (I-3) Dan zijn de rode hoeken hiernaast gelijk (basishoeken gelijkbenige driehoek) (I-5) Omdat hoek BCD > ACD is zijde BD groter dan BC (I-19)
|
|
||||
Deze stelling heet ook wel de "driehoeksongelijkheid". | |||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |