|
|||||
Boek I, propositie 22. | |||||
|
|||||
Neem drie
lijnstukken l1, l2 en l3. |
|||||
Teken de cirkel met middelpunt B en straal AB = l1 |
|||||
E is een
snijpunt van de cirkels. |
|||||
Muggenzifterij: Euclides stelt dat de voorwaarde dat twee van de drie lijnstukken steeds groter zijn dan de derde een noodzakelijke voorwaarde is. Hij laat nergens zien dat het ook een voldoende voorwaarde is. Hoe weet je dat de twee cirkels elkaar inderdaad snijden.......? |
|||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |