|
|||||
Boek I, propositie 23. | |||||
|
|||||
Euclides formuleerde het overigens als: "Het is mogelijk een hoek (met rechte benen) te construeren met een gegeven hoekpunt P en een gegeven been l waar P op ligt, die gelijk is aan een gegeven andere hoek (met rechte benen)" | |||||
Begin met een gegeven
hoek A, en een punt P waar die hoek naar toe moet (met één gegeven
been). Kies nu willekeurig op de benen van hoek A twee punten B en C |
|||||
Verbind B en C
(P1) Teken nu met de lengtes AC, CB en BA een zelfde driehoek bij punt P langs de gegeven lijn (I-22) De driehoeken zijn congruent (ZZZ) (I-8) Dan is hoek α verplaatst. |
|||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |