|
|||||
Boek I, propositie 25. | |||||
|
|||||
Zoals zo vaak bij Euclides is dit de omkering van de vorige propositie. | |||||
Neem twee driehoeken
ABC en DEF zodat AB = DE en AC = DF en BC > EF Bekijk nu beide tophoeken: ∠A is niet gelijk aan ∠D want als dat zo was dan waren de driehoeken congruent en zou BC gelijk zijn aan EF (I-4) ∠A is niet kleiner dan ∠D want dan zou BC kleiner dan EF zijn (I-24) Dus is ∠A groter dan ∠D |
|||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |