|
|||||
Boek I, propositie 4. | |||||
|
|||||
"Congruent" betekent
dat ze alle zijden en hoeken gelijk hebben. Deze propositie noteren we
meestal als (ZHZ). Neem twee driehoeken ABC en DEF waarvan AB = DE en BC = EF en ∠ABC = ∠DEF
Leg driehoek ABC nu op DEF neer zodat A op D komt en zijde AB op
zijde DE |
|||||
Muggenzifterij: | |||||
Euclides gebruikte
het begrip "congruent" niet. Hij stelde eenvoudig dat de overeenkomstige
zijden en hoeken gelijk zijn. Het is ook niet helemaal duidelijk of hij bedoelde dat je letterlijk de ene hele driehoek op de andere moet leggen. Als de driehoeken bijvoorbeeld elkaars spiegelbeeld zouden zijn, zijn de overeenkomstige delen ook gelijk en zijn ze dus congruent, maar kun je ze niet op elkaar "schuiven" zonder de driehoeken uit het vlak te tillen. Je kunt wel de overeenkomstige delen apart verplaatsen. |
|||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |