|
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|
|
|
Twee toepassingen van
verhoudingstabellen |
|
|
|
|
1. Procenten. |
|
|
|
|
Voor berekeningen met
procenten zijn er veel verschillende maniertjes en regeltjes in omloop.
Ik raad je het volgende aan: |
|
|
|
|
|
|
Bij berekeningen met
procenten heb je immers altijd met twee dezelfde dingen te maken,
namelijk "echte aantal" en "procenten". Dus je
verhoudingstabel ziet er eigenlijk altijd hetzelfde uit, namelijk zó: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Je zou alvast hiervan
een heleboel kopieën kunnen maken want je hebt elke keer precies deze
zelfde tabel nodig.
Het enige waar je om moet denken is wat je onder de 100% zet. |
|
|
|
|
onder 100% staat altijd één van
deze twee:
1. De beginhoeveelheid.
of
2. De totaalhoeveelheid. |
|
|
|
|
|
Nou als je daar maar
om denkt dan gaat het allemaal verder vanzelf. Tijd voor wat
voorbeeldjes dus. |
|
|
|
Voorbeeld 1.
Hoeveel procent is 28 van 345?
Bedenk je dan eerst dat die 345 gelijk is aan 100%, dan kun je de
volgende verhoudingstabel maken: |
|
|
|
? = (28
• 100) / 345 = 8,1% |
|
|
|
|
|
Voorbeeld
2.
Neem 34% van 2300. Hoeveel is dat?
Nu is 2300 dus 100%, en dat geeft de volgende tabel: |
|
|
|
? = (34 • 2300)
/ 100 = 782 |
|
|
Voorbeeld 3.
De bevolking in een stad is toegenomen van 34500 naar 45600. Hoeveel procent toename is dat?
Denk erom dat je de oorspronkelijke hoeveelheid (de
beginhoeveelheid) gelijk stelt aan 100%. Dus zó: |
|
|
|
? = (45600 •
100) / 34500 = 132%
dat is dus 32% toename |
|
|
|
|
Voorbeeld 4
(een moeilijke!)
Een auto is 8% in prijs verlaagd
en kost nu €34000,- Hoeveel kostte de auto oorspronkelijk?
De oorspronkelijk prijs is nu 100%, dus: |
|
|
|
? = (34000 •
100) / 92 = 36956,52 |
|
|
|
|
2. Snelheden. |
|
|
|
|
Voor berekeningen met
snelheden zijn er veel verschillende maniertjes en regeltjes in omloop.
Ik raad je het volgende aan: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Je hebt namelijk elke
keer als het om snelheden gaat te maken met twee dingen : AFSTAND
en TIJD. Dus maak je een verhoudingstabel met daarin afstand en
tijd.
Een snelheid van 46 km/uur betekent dat bij 1 uur een afstand van
46 km hoort.
Denk om de eenheden!!!
Wil je bijvoorbeeld de snelheid in meters per seconde weten, dan moet je
tijd omrekenen naar seconden (je weet vast wel dat een uur 3600 seconden
is) en de afstand naar meters.
|
Voorbeeld 1.
Usain Bolt
(Jamaica) liep op 16 augustus 2009 in Berlijn een
wereldrecord op de 100 meter.
Hij liep deze afstand in 9,58 seconden.
Wat was zijn gemiddelde snelheid in kilometer per uur?
Rond af op 1 decimaal.
Bij 100 meter hoort 9,58 seconden, dus: |
|
|
|
? = (100 × 3600)/9,58
= 37578 meter = 37,578 km
zijn snelheid was dus ongeveer 37,6 km/uur |
|
|
|
|
Voorbeeld 2.
Iemand loopt met een snelheid van 4,8 km/uur
In hoeveel tijd legt hij dan een marathon af (en marathon is 42 km en
195 m)
Geef je antwoord in minuten nauwkeurig |
|
|
|
? = (42,195 × 60)/4,8
= 527 minuten |
|
|
|
|
|
|
|
OPGAVEN. |
|
|
|
|
1. |
a. |
Hoeveel is 0,8%
van 3460 ? |
|
|
|
|
b. |
Hoeveel procent is
45 van 1320 ? |
|
|
|
|
c. |
De temperatuur neemt
toe van 18° naar 21°. Hoeveel procent toename is dat? |
|
|
|
|
d. |
Een dikke man
verliest tijdens een week afvallen 7,2% van zijn gewicht, en weegt
daarna nog 98 kg.
Hoeveel woog hij eerst? |
|
|
|
|
2. |
In de demografie (= bevolkingskunde) hanteert men de
begrippen "groene druk" en "grijze druk". De
bevolking wordt daartoe ingedeeld in drie categorieën:
groen-midden-grijs. Het groene deel bestaat uit de mensen die te jong
zijn om te werken. Het grijze deel zijn degenen die te oud zijn om te
werken. Het middendeel is de rest.
De groene druk is het getal
dat aangeeft hoeveel procent het groene deel is van het middendeel. En
op dezelfde manier geeft de grijze druk hoeveel procent
het grijze deel is van het middendeel.
Voor
Nederland geldt de volgende tabel: |
|
|
|
|
|
jaar |
groene druk (in %) |
midden (aantal) |
grijze druk (in %) |
totaal (aantal) |
1992 |
23,34 |
11264308 |
15,38 |
? |
1993 |
24,53 |
? |
16,27 |
15876334 |
|
|
|
|
|
|
a. |
Er zijn in 1992
meer mensen die te jong zijn om te werken dan mensen die daar te oud
voor zijn.
Hoeveel mensen scheelt dat? |
|
|
|
|
|
b. |
Bereken
de twee vraagtekens uit deze tabel. |
|
|
|
|
3. |
Tijdens het
WK sprint van 2012 schaatste Stefan Groothuis de 500 meter in
34,84 seconden. De eerste 100 m reed hij in 9,86 seconden.
Wat was zijn gemiddelde snelheid in km per uur in de laatste 400
m?
Rond af op één decimaal. |
|
|
|
|
4. |
Tijdens een training rijdt een
schaatser rondjes van 400 meter met een gemiddelde rondetijd van
37,7 seconden.
Met hoeveel procent moet de schaatser zijn gemiddelde rondetijd
verlagen om over de 10 kilometer een gemiddelde snelheid van 42
km/uur te halen? |
|
|
|
|
5. |
Een wielrenner rijdt
een berg omhoog in 70 minuten. Hij keert dan om en rijdt
dezelfde weg terug omlaag in 50 minuten.
De afstand is beide keren 18 km.
Wat is zijn gemiddelde snelheid over de klim en de afdaling samen? |
|
|
|
|
|
|
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|