|
|||||
Ja, dat kan ik me goed voorstellen. (Als leraar moet je altijd tegen je leerlingen zeggen dat je je hun probleem goed kunt voorstellen.....schijnt didactisch verantwoord te zijn...) |
|||||
Laten we beide voorbeelden wat rustiger met een "blokjesbril" bekijken. | |||||
Voorbeeld 1. x2 • (2x3 - 5x) ziet er dan zó uit: |
|||||
|
|||||
Eerst de haakjes wegwerken: dat eerste blokje voor de haakjes hoort bij beide blokjes binnen de haakjes: | |||||
|
|||||
Die machten zeggen dus eigenlijk
hoeveel x-en er staan. In dat eerste blokje staan dus vooraan twee x-en en achteraan nog eens drie. Samen zijn dat vijf x-en, dus dat wordt x5. In dat tweede blokje staan vooraan twee x-en en achteraan nog eens eentje. Samen zijn dat drie x-en, dus dat wordt x3. Die getallen 2 en 5 hebben niets met de machten te maken. |
|
||||
Voorbeeld 2. 2a2 • (4a4 - 3a2b) ziet er met een blokjesbril zó uit: |
|||||
|
|||||
Haakjes wegwerken: | |||||
|
|||||
In beide blokjes staan nu in
totaal 2 + 2 = 4 letters a, dus dat geeft in beide gevallen a4
. De getallen 2 • 4 = 8 en 2 • 3 = 6 kun je uitrekenen, maar
die horen niet bij die machten. De letter b, daar kun je
eigenlijk niets mee: gewoon overschrijven dus. Merk nog op dat de beide blokjes 8a4 en 6ba4 NIET samengenomen kunnen worden. De letters zijn niet precies gelijk: het aantal a's dat klopt wel, maar in dat tweede blokje zit ook nog een b. Die bederft de boel. |
|||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |