|
|
|
|
|
|
OPGAVEN |
|
|
|
|
|
|
1. |
Een juwelier heeft diamanten nodig voor zijn
drie ateliers A1, A2 en A3. Hij bestelt die bij twee
diamantgroeves, G1 en G2. Voor de ateliers heeft hij
respectievelijk 400, 400 en 200 diamanten nodig. Dat komt mooi
uit, want beide groeves hebben op dit moment 500 diamanten in
voorraad.
Uit veiligheidsoverwegingen wordt elke diamant apart vervoerd
door een fietskoerier die in dienst van de groeves is, en
€2,- per km kost (alleen de
"heenweg" hoeft betaald te worden).
De afstanden tussen de groeves en de ateliers staan in de
volgende tabel. |
|
|
|
|
|
|
|
|
A1 |
A2 |
A3 |
G1 |
10 |
20 |
10 |
G2 |
10 |
18 |
20 |
|
|
|
|
|
|
|
|
Teken een toelaatbaar gebeid en bereken daarmee
de goedkoopste manier om de bestelling te verwezenlijken. |
|
|
|
|
|
|
2. |
Een automerk heeft drie fabrieken in de
plaatsen A, B en C. Verder zijn er twee handelaren in de
plaatsen D en E. In het komende kwartaal kunnen de fabrieken
respectievelijk 1000, 1500 en 1200 auto's produceren.
De vraag van de twee handelaren is respectievelijk 2300 en 1400
auto's.
De transportkosten per auto tussen de fabrieken en de
handelaren staan in de volgende tabel. |
|
|
|
|
|
|
|
|
handelaar D |
handelaar E |
fabriek A |
80 |
215 |
fabriek B |
100 |
108 |
fabriek C |
102 |
68 |
|
|
|
|
|
|
|
|
Los het transportprobleem voor de fabrieken voor
het komende kwartaal op.
Bereken minimale transportkosten. |
|
|
|
|
|
|
3. |
Bij een distributiecentrum voor dagbladen is een
voorraad van 600 stuks Algemeen Dagblad en 800 stuks Telegraaf
aanwezig.
Er komt op dat moment een vraag van twee kiosken.
Kiosk A wil graag 500 kranten, kiosk B wil graag 700 kranten.
Het maakt de kiosken niet zoveel uit welke kranten het zijn.
De kiosken betalen de volgende bedragen voor de kranten: |
|
|
|
|
|
|
|
|
kiosk A |
kiosk B |
Algemeen Dagblad |
0,12 |
0,13 |
Telegraaf |
0,15 |
0,15 |
|
|
|
|
|
|
|
|
Stel een transportschema op, teken een
toelaatbaar gebied en bepaal wat de maximale opbrengst voor het
distributiecentrum zal zijn (Neem aan dat er geen onkosten zijn,
alleen maar opbrengst). |
|
|
|
|
|
|
|
a. |
Stel een transportschema op, teken
een toelaatbaar gebied en bepaal wat de maximale opbrengst voor
het distributiecentrum zal zijn (Neem aan dat er geen onkosten
zijn, alleen maar opbrengst). |
|
|
|
|
|
|
|
b. |
Bereken ook de minimale opbrengst
waarbij wel de kiosken de aantallen kranten krijgen waarom ze
gevraagd hebben. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
4. |
Voor de drie noordelijke provincies
vinden in Assen en Leeuwarden bijscholingscursussen plaats voor
achteropgeraakte leraren. In Assen kunnen 50 mensen meedoen, in
Leeuwarden 80. De deelnemers krijgen de openbaar vervoerskosten
vanuit hun woonplaats naar de cursusplaats vergoed. De
organiserende instantie wil deze kosten uiteraard zo laag
mogelijk houden.
Uit Groningen komen 30 leraren, uit Drente 40 en uit Friesland
60.
In de volgende tabel staan de gemiddelde vervoerskosten vanaf
een bepaalde provincie naar de cursusplaatsen. |
|
|
|
|
|
|
|
|
Assen |
Leeuwarden |
Groningen |
€6,00 |
€12,00 |
Drente |
€2,00 |
€19,00 |
Friesland |
€18,00 |
€7,00 |
|
|
|
|
|
|
|
|
Stel een transportschema op en
bereken bij welk transport de kosten minimaal zijn. |
|
|
|
|
|
|
5. |
Op het jaarlijkse koude buffet van
de Weight Watchers staan 3 heerlijke schotels uitgestald, elk
met precies één kg voedsel. Schotel 1 bevat rauwe wortels,
schotel 2 tarwekoekjes en schotel 3 heerlijke droge rijst.
De twee dames Els en Harma lopen er likkebaardend langs.
Ze gaan samen alles opeten!!
"Ach", zegt Els, van de wortels die ik eet kom ik per 100 gram 2
gram aan, van de tarwekoekjes slechts 1 gram per 100 gram die ik
eet en van rijst wordt ik maar liefst 4 gram dikker voor
elke 100 gram die ik ervan eet.
"Mazzelaar", roept Harma jaloers. "Ik groei van 100 gram wortels
3 gram, en van 100 gram koekjes 4 gram en van 100 gram rijst
maar liefst 6 gram!"
Gulzig verdelen beide vrouwen het voedsel van de drie schalen
over hun borden. Na afloop zijn hun beide borden even zwaar
beladen. |
|
|
|
|
a. |
Waarom is dit een transportprobleem? |
|
|
|
|
|
|
|
b. |
Hoe moeten de dames het voedsel verdelen als ze in totaal
samen zo min
mogelijk willen aankomen? |
|
|
|
|
|
Els: 0, 1, 0.5
Harma 1, 0.5, 0 |
|
|
|
|
|
|
|
6. |
De
penningmeester van leerlingenvereniging Advendo moet geld overmaken. Hij heeft
daarvoor een lopende rekening en een spaarrekening waar beiden €1000,-
op staat. Op deze rekeningen mag je niet rood staan. Hij moet vanwege de
laatste Advendo-avond een slijterij nog €500,- betalen en een
supermarkt nog €800,-. |
|
|
|
|
|
|
|
a. |
Stel een
transportschema op en teken het toelaatbare gebied. |
|
|
|
|
|
|
|
De
bank rekent echter administratiekosten. De slijterij heeft een
bankrekening, en overmaken van bank naar bank kost vanaf de lopende
rekening 0,5% van het overgemaakte bedrag, en vanaf de spaarrekening 1%.
De supermarkt heeft een girorekening en overmaken van bank naar giro
kost vanaf de lopende rekening 1% van het overgemaakte bedrag en vanaf
de spaarrekening 2%. |
|
|
|
|
|
|
|
b. |
Stel een
kostenfunctie op en bereken hoe de penningmeester de bedragen zo
goedkoop mogelijk kan overmaken. |
|
|
|
|
|
|
7. |
examenvraagstuk VWO Wiskunde A,
1983. |
|
|
|
|
|
|
|
Een oliemaatschappij heeft een voorraad
van 200000 barrels in Koeweit, 150000 in Galveston en 100000 in
Caracas. Een klant in New York heeft 300000 barrels besteld. Een
tweede klant in Londen wil de overige 150000 barrels afnemen. De
transportkosten in dollarcenten per barrel bedragen: |
|
|
|
|
|
|
|
|
New York |
Londen |
Koeweit |
38 |
35 |
Galveston |
10 |
22 |
Caracas |
18 |
25 |
|
|
|
|
|
|
|
|
a. |
Maak een schema voor het
transport van de totale voorraad van de oliemaatschappij in het
geval er 140000 barrels van Koeweit naar New York en 100000 barrels
van Galveston naar New York worden getransporteerd.
Hoe groot zijn de transportkosten in dat geval? |
|
|
|
|
|
|
|
b. |
Bereken door
middel van lineair programmeren een transportschema waarbij de
transportkosten minimaal zijn. |
|
|
|
|
|
|
|
Een andere oliemaatschappij
beschikt over acht depots en verkoopt haar totale voorraad aan zes
klanten. |
|
|
|
|
|
|
|
c. |
De bedrijfseconoom van deze
maatschappij moet een optimaal transportschema vaststellen. Met
hoeveel beslissingsvariabelen krijgt hij te maken? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|