© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)

     
1. a. Er zijn 12 + 14 + 9 + 5 + 8 + 8 = 56 ouder dan 11 jaar.
In totaal zijn er  81 leerlingen, dus de kans is  56/81.
       
  b. Niet in B1A zijn er  29 + 25 = 54
Daarvan zijn er  14 + 9 = 23  die 11 jaar oud zijn.
De kans is dan 23/54.
       
  c. Het zijn er 14 + 9 = 23 van de 81 in totaal. De kans is dus  23/81.
       
  d. Er zijn in totaal 19 + 6 = 25 leerlingen jonger dan 12 jaar.
Daarvan zitten er 4 + 4 = 8 in B1C.
De kans is daarom 8/25 
       
2. a. Dat zijn 102 auto's van de 599, dus de kans is  102/599.
       
  b. Er gaan 105 auto's NAAR richting Zuid.
Daarvan kwamen er 12 van richting Oost.
De kans is dan  12/105.
       
  c. Dan zijn er 4 mogelijkheden: 
van Noord naar Zuid:  89
van Zuid naar Noord:  32
van Oost naar West:  88
van West naar Oost:  45
In totaal 254 van de 599 auto's, dus de kans is 254/599.
       
  d. In totaal komen er 234 auto's aan vanuit het Noorden
Vanuit het Noorden niet naar het Oosten zijn er 89 + 102 = 191
De kans is dan  191/234.
       
3. a. Er zijn 35 onvoldoendes van de 160 leerlingen dus de kans is 35/160
       
  b. Er zijn 125 leerlingen met een voldoende.
Daarvan zitten er 42 in de vijfde klas dus de kans is  42/125
       
  c. Er zijn 56 leerlingen in klas 6
Daarvan hebben er 18 een onvoldoende, dus de kans is  18/56
       
  d. Er zijn 45  + 38 = 83  leerlingen die niet in klas 5 zitten en ook geen onvoldoende hebben.
De kans is dus 83/160